ECLI:NL:RBROT:2020:4364

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
15 mei 2020
Zaaknummer
FT EA 20/355-356
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot dwangakkoord in het kader van een schuldregeling onder bijzondere omstandigheden door de coronacrisis

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot het bevelen van instemming met een door verzoekster aangeboden schuldregeling. Verzoekster, die kampt met financiële problemen en een arbeidsongeschiktheid van 80% tot 100%, heeft op 13 maart 2020 een verzoek ingediend om een tweetal schuldeisers te dwingen in te stemmen met haar schuldregeling. De Dierenkliniek Rotterdam B.V. heeft zich verzet tegen deze regeling, ondanks dat 34 van de 35 schuldeisers ermee instemden. De rechtbank heeft de zaak behandeld onder de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbanken vanwege de coronacrisis, waarbij geen fysieke zitting heeft plaatsgevonden. Tijdens een telefonische zitting op 24 april 2020 is de situatie van verzoekster besproken, waarbij zij heeft aangegeven alleen te wonen met haar twee minderjarige kinderen en geen alimentatie te ontvangen van haar ex-partner. De Dierenkliniek heeft betoogd dat verzoekster een onjuist beeld van haar financiële situatie heeft gegeven en dat er voldoende middelen zijn om de vorderingen te betalen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden, gezien haar arbeidsongeschiktheid en de goedkeuring van de regeling door een deskundige. De rechtbank heeft het verzoek om de Dierenkliniek te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de Dierenkliniek veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de rechtbank heeft het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 8 mei 2020
in de zaak van:
[verzoekster],
[adres]
[woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 13 maart 2020, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • Stichting Maasdelta Groep vertegenwoordigd door Flanderijn & Van Eck Gerechtsdeurwaarders B.V. (hierna: MDG);
  • Dierenkliniek Rotterdam B.V. (Ommoord) vertegenwoordigd door Van Beest, Knol en Vermeulen Gerechtsdeurwaarders (hierna: de Dierenkliniek);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Van Beest, Knol en Vermeulen Gerechtsdeurwaarders heeft namens de Dierenkliniek op 16 april 2020 namens de Dierenkliniek voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Flanderijn & Van Eck Gerechtsdeurwaarders B.V. heeft namens MDG voorafgaand aan de zitting, bij e-mail van 17 april 2020, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De rechtbank heeft met toepassing van de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de Coronacrisis (hierna: TARIC) geen fysieke zitting plaats doen vinden. Op 24 april 2020 zijn verzoekster en mevrouw [naam 1] , werkzaam bij Gemeente Nissewaard (hierna: schuldhulpverlening), en de heer [naam 2] , namens Van Beest, Knol en Vermeulen Gerechtsdeurwaarders, gevolmachtigde van de Dierenkliniek, telefonisch gehoord (hierna: de zitting).
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijfendertig schuldeisers, waarvan één preferente en vierendertig concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 19.862,65 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 30 april 2019 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 15,26 % aan de preferente schuldeisers en 7,63 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm.
De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Wajong-uitkering. Verzoekster is voor 80% tot 100% arbeidsongeschikt verklaard. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Vierendertig schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. De Dierenkliniek stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 1.838,09 op verzoekster, welke 9,25 % van de totale schuldenlast beloopt.
Verzoekster heeft zowel in het verzoekschrift als ter zitting verklaard dat zij alleen woont met haar twee minderjarige kinderen. Zij heeft aangegeven geen alimentatie of andere gelden te ontvangen van haar ex-partner. Zij heeft verder verklaard, in reactie op het verweer van de Dierenkliniek, dat haar ex-partner geen werk heeft en met een schuldtraject bezig is.

3.Het verweer

In het verweerschrift en ter zitting heeft de Dierenkliniek zich, samengevat, op het standpunt gesteld dat verzoekster geen juist beeld heeft gegeven van haar persoonlijke en financiële situatie. Het heeft er alle schijn van dat de vader van haar kinderen bij verzoekster woont en ook inkomsten genereert, aldus de Dierenkliniek. Er zijn dus voldoende middelen om de vorderingen te betalen. Daarnaast stelt de Dierenkliniek dat niet het maximaal haalbare aan de schuldeisers is aangeboden.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van de Dierenkliniek bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of de Dierenkliniek in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van de Dierenkliniek een gering aandeel van 9,25% vormt in de totale schuldenlast.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk vierendertig van de vijfendertig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Gemeente Nissewaard. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster is op 19 oktober 2009 voor 80% tot 100% arbeidsongeschikt verklaard door het UWV. Voldoende aannemelijk is geworden dat zij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de Dierenkliniek dat verzoekster een gemeenschappelijke huishouding voert met de vader van haar kinderen en dat hij een financiële bijdrage aan het huishouden levert, nu verzoekster dit uitdrukkelijk heeft ontkend en dit verweer verder ook niet is onderbouwd.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van de Dierenkliniek, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om de Dierenkliniek te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
De Dierenkliniek zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Dierenkliniek Rotterdam B.V. (Ommoord) om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Dierenkliniek Rotterdam B.V. (Ommoord) in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van mr. K. de Ridder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2020. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.