In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot het bevelen van instemming met een door verzoekster aangeboden schuldregeling. Verzoekster, die kampt met financiële problemen en een arbeidsongeschiktheid van 80% tot 100%, heeft op 13 maart 2020 een verzoek ingediend om een tweetal schuldeisers te dwingen in te stemmen met haar schuldregeling. De Dierenkliniek Rotterdam B.V. heeft zich verzet tegen deze regeling, ondanks dat 34 van de 35 schuldeisers ermee instemden. De rechtbank heeft de zaak behandeld onder de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbanken vanwege de coronacrisis, waarbij geen fysieke zitting heeft plaatsgevonden. Tijdens een telefonische zitting op 24 april 2020 is de situatie van verzoekster besproken, waarbij zij heeft aangegeven alleen te wonen met haar twee minderjarige kinderen en geen alimentatie te ontvangen van haar ex-partner. De Dierenkliniek heeft betoogd dat verzoekster een onjuist beeld van haar financiële situatie heeft gegeven en dat er voldoende middelen zijn om de vorderingen te betalen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden, gezien haar arbeidsongeschiktheid en de goedkeuring van de regeling door een deskundige. De rechtbank heeft het verzoek om de Dierenkliniek te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de Dierenkliniek veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de rechtbank heeft het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.