ECLI:NL:RBROT:2020:4379

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
C/10/592703 / JE RK 20-639 & C/10/592708 / JE RK 20-640
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van een ondertoezichtstelling

Op 17 maart 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De zaak werd behandeld in het kader van een ondertoezichtstelling, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming betrokken was. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de veiligheid van [voornaam minderjarige] bij de moeder onvoldoende gewaarborgd kan worden, gezien de meldingen van mishandeling door de moeder en de zorgen over haar psychische gesteldheid. De vader is in staat om voor [voornaam minderjarige] te zorgen en heeft ingestemd met de uithuisplaatsing.

De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de hoorzittingen besloten om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen bij de vader, voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing, maar de kinderrechter oordeelde dat de belangen van [voornaam minderjarige] voorop staan. De moeder heeft aangegeven dat zij spijt heeft van haar handelen, maar de zorgen over haar gedrag en de impact daarvan op [voornaam minderjarige] zijn te groot om een veilige situatie te waarborgen.

De kinderrechter heeft de beslissing op het verzoek tot definitieve ondertoezichtstelling en de eventuele verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing aangehouden tot een nader te bepalen datum, omdat het onderzoek door de Raad nog niet is voltooid. De zaak zal op 26 mei 2020 opnieuw worden behandeld, waarbij betrokkenen telefonisch gehoord zullen worden in verband met de coronamaatregelen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/592703 / JE RK 20-639 & C/10/592708 / JE RK 20-640
datum uitspraak: 17 maart 2020

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2011 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

Hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder, mr. W.H. Benard, van 16 maart 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
De zaak is ter terechtzitting van 17 maart 2020 behandeld. In verband met het COVID-19 virus was de rechtbank gesloten. Omdat de ouders en mr. W.H. Benard hierover niet tijdig een bericht had bereikt, waren zij op de rechtbank aanwezig en zijn zij in persoon gehoord. De overige betrokkenen zijn in de gelegenheid gesteld om telefonisch te worden gehoord.
Op 17 maart 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. W.H. Benard, voornoemd,
- de vader,
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam vertegenwoordiger] , telefonisch gehoord,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, hierna
te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] , telefonisch gehoord.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [voornaam minderjarige] woont bij de vader.
Bij beschikking van 6 maart 2020 is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 6 juni 2020. Tevens is bij deze beschikking een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing bij de vader met gezag verleend voor de duur van vier weken, te weten tot 3 april 2020. Het overige verzochte is aangehouden.

De aangehouden verzoeken

De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht, voorafgaand door een voorlopige ondertoezichtstelling. Tevens heeft de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader met gezag verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 6 juni 2020.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De moeder heeft [voornaam minderjarige] geslagen, waardoor de veiligheid van [voornaam minderjarige] bij de moeder onvoldoende kan worden gewaarborgd. De veiligheid van [voornaam minderjarige] kan bij de vader wel voldoende worden gewaarborgd, waardoor een plaatsing bij hem in het belang van [voornaam minderjarige] wordt geacht. Daarnaast is er sprake van een langdurige strijd tussen de ouders, waarvoor al langere tijd hulpverlening wordt ingezet.

De standpunten

De GI heeft het verzoek van de Raad ondersteund en daaraan het volgende toegevoegd. Er is sprake geweest van mishandeling van [voornaam minderjarige] door de moeder. Ook zijn er zorgen over de psychische gesteldheid van de moeder. De moeder houdt de hulpverlening af en geeft geen eenduidig beeld aan de hulpverleners. [voornaam minderjarige] heeft aangegeven dat zij momenteel geen behoefte heeft aan telefonisch contact of omgang met de moeder. Volgens de moeder wordt [voornaam minderjarige] in haar mening beïnvloed. De komende periode zal worden onderzocht wat de wensen en behoeften van [voornaam minderjarige] zijn betreffende de omgang met de moeder, waarbij rekening dient te worden gehouden met haar belang.
De (advocaat van) de moeder heeft ingestemd met het verzoek betreffende een voorlopige ondertoezichtstelling. Daarentegen voert de moeder verweer tegen de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder is bij het opstellen van het raadsrapport niet gehoord, waardoor het raadsrapport eenzijdige informatie bevat. De moeder houdt de hulpverlening niet af, maar wenst inspraak hebben in de hulpverlening die wordt ingezet. De moeder heeft op eigen initiatief hulp van een psycholoog gezocht en zoekt tevens naar hulpverlening voor [voornaam minderjarige] . De moeder is van mening dat er geen sprake is van mishandeling. Zij erkent dat zij [voornaam minderjarige] niet had mogen slaan en heeft veel spijt. Er wordt een negatief beeld van de moeder geschetst, waardoor het beeld van [voornaam minderjarige] over haar moeder wordt beïnvloed. Het is van belang dat er hulpverlening wordt ingezet op het herstel van de band van de moeder en [voornaam minderjarige] . Tevens dient er worden toegewerkt naar een thuisplaatsing.
De vader heeft ingestemd met het verzoek van de Raad. De veiligheid van [voornaam minderjarige] kan onvoldoende bij de moeder worden gewaarborgd. [voornaam minderjarige] heeft aangegeven dat zij vaker door de moeder is geslagen. Ook was [voornaam minderjarige] bij de moeder vaak alleen thuis en moest zij zelfstandig met de bus naar huis, hetgeen niet passend is voor haar leeftijd. De moeder is meerdere malen dreigend geweest richting de vader, waarvoor zij ook is veroordeeld.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Op 4 maart 2020 heeft een incident plaatsgevonden, waarbij de moeder [voornaam minderjarige] met een lat heeft geslagen. Het is onduidelijk of er meerdere malen sprake is geweest van fysieke en/of emotionele mishandeling. De vader en [voornaam minderjarige] hebben aangegeven dat [voornaam minderjarige] vaker door de moeder wordt geslagen, maar de moeder heeft dit ontkent. Ook zijn er zorgen over de emotionele beschikbaarheid van de moeder. In het verleden heeft de moeder meerdere malen een suïcidepoging ondernomen. Er is sprake van een langdurige strijd tussen de ouders. Bij de overdrachtsmomenten vinden er escalaties plaats, waarvan [voornaam minderjarige] getuige is. [voornaam minderjarige] ervaart last van de strijd tussen de ouders. De ouders zijn onvoldoende in staat om met elkaar te communiceren in het belang van [voornaam minderjarige] . De moeder lijkt onvoldoende open te staan voor hulpverlening en ontkent de zorgen. De vader staat open voor de hulpverlening. Ook is hij bereid en voldoende in staat om [voornaam minderjarige] te verzorgen en op te voeden. De veiligheid van [voornaam minderjarige] kan bij de moeder onvoldoende worden gewaarborgd, waardoor een plaatsing bij de vader in het belang van [voornaam minderjarige] wordt geacht. De komende periode dient te worden bekeken hoe in het belang van [voornaam minderjarige] de band tussen de moeder en [voornaam minderjarige] kan worden hersteld. Uit de bijzondere voorwaarden van de schorsing van de voorlopige hechtenis volgt dat de moeder met tussenkomst van de jeugdbescherming, Veilig Thuis of de reclassering omgang met [voornaam minderjarige] mag hebben.
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
De kinderrechter zal de beslissing op het verzoek tot de definitieve ondertoezichtstelling en omtrent de eventuele verdere verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing aanhouden tot nader te noemen datum, nu het onderzoek door de Raad nog niet is voltooid.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader met gezag, voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI en belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
26 mei 2020 te 9.00 uur;
vanwege de landelijke maatregelen die zijn genomen tegen de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) zal er geen fysieke zitting in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125 plaatsvinden, maar zullen betrokkenen op voornoemd tijdstip telefonisch gehoord worden;
verzoekt de Raad om vóór 12 mei 2020 aan de griffie schriftelijk te laten weten of het verzoek wordt gehandhaafd en indien dat het geval is de telefoonnummers van de Raad, de GI, de belanghebbenden en mr. W.H. Benard aan de griffie te verstrekken en de verzochte rapportage (met afschrift aan de belanghebbenden) te doen toekomen;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A. Verweij, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI,
mr. Benard en de belanghebbenden.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.J. van Bergeijk als griffier en in het openbaar uitgesproken op
17 maart 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 maart 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.