ECLI:NL:RBROT:2020:4454

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
19 mei 2020
Zaaknummer
C/10/593777 / JE RK 20-812
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de coronamaatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 31 mei 2020, en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om deze verlenging met een jaar. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in een telefonische zitting vanwege de coronamaatregelen, waarbij de minderjarige, de ouders en hun advocaten zijn gehoord.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige], die al langere tijd niet naar school gaat en zich terugtrekt van de wereld. De moeder heeft verzocht om naast de ondertoezichtstelling ook een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, omdat zij zich zorgen maakt over de situatie. De vader heeft echter ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling en verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot uithuisplaatsing.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is, gezien de ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 31 mei 2021 en de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de kinderrechter geen ambtshalve bevoegdheid heeft om dit te verlenen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/593777 / JE RK 20-812
datum uitspraak: 12 mei 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2004 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 24 maart 2020, ingekomen bij de griffie op 25 maart 2020.
- het faxbericht van mr. G.J. Schipper-de Bruijn van 11 mei 2020, ingekomen bij de griffie op 11 mei 2020.
De zaak zou ter terechtzitting van 12 mei 2020 worden behandeld. Omdat in verband met het COVID-19 virus de rechtbanken slechts zeer beperkt toegankelijk zijn, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch te worden gehoord.
De kinderrechter heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 12 mei 2020 de volgende personen door middel van een groepsgesprek telefonisch gehoord:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan het gesprek apart telefonisch is gehoord,
- de moeder en haar advocaat mr. G.J. Schipper-de Bruijn,
- de vader en zijn advocaat mr. T. Grootenhuis,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 20 mei 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 31 mei 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar.
De GI heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn zorgen over de schoolgang van [voornaam minderjarige] . Zij gaat al langere tijd niet naar school. [voornaam minderjarige] lijkt zich terug te trekken van de wereld. Zij heeft geen vrienden en gaat nauwelijks naar buiten. Verder zijn de behandelingen bij de psycholoog vanuit het wijkteam onlangs gestopt omdat [voornaam minderjarige] zich hier onvoldoende voor inzette. De psycholoog was voornemens om een IQ test uit te laten voeren om te bezien of het probleem in het IQ is gelegen. Daarnaast is meerdere keren geprobeerd om een vooronderzoek bij het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (verder: KSCD) te laten verrichten. Het KSCD heeft aangegeven vanwege de complexiteit van de situatie geen onderzoek te kunnen starten en verwijst [voornaam minderjarige] daarom door. [voornaam minderjarige] is inmiddels aangemeld bij Mentaal Beter, welke instelling [voornaam minderjarige] ook gaat onderzoeken. Een uithuisplaatsing acht de GI op dit moment niet noodzakelijk. [voornaam minderjarige] zit bij de vader op een plek waar zij zich veilig voelt. Daarnaast heeft de vader een verbetering laten zien in zijn rol als opvoeder.

Het verzoek en standpunt van de moeder

De moeder heeft bij monde van haar advocaat verzocht om naast de ondertoezichtstelling op grond van artikel 1:265b lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ambtshalve een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De moeder maakt zich veel zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . De situatie is de afgelopen twee jaar onveranderd. [voornaam minderjarige] gaat niet naar school en sluit zich af van de wereld. De vader is niet in staat geweest om hier verandering in te brengen. Daarnaast is het persoonlijkheidsonderzoek (PO) nog steeds niet van de grond gekomen. Wanneer [voornaam minderjarige] uit huis zal worden geplaatst, kan haar de structuur en regelmaat worden geboden die zij nodig heeft.

Het standpunt van de vader

Door en namens de vader is ingestemd met het verzoek van de GI. Namens de vader is verzocht om de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De moeder kan op grond van artikel 1:265b BW geen verzoek indienen. Daarnaast is het een onjuiste lezing van het derde lid, dat de kinderrechter ambtshalve een machtiging tot uithuisplaatsing kan verlenen. Subsidiair is verzocht het verzoek van de moeder af te wijzen. Er zijn geen zorgen bij de vader thuis. Indien er wel tot een machtiging tot uithuisplaatsing wordt overgegaan, is verzocht om de beslissing op het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing aan te houden in afwachting van concrete informatie van de moeder. Hetgeen de moeder heeft aangevoerd is te weinig om een beslissing te kunnen nemen. De moeder is onvoldoende op de hoogte van de situatie bij de vader.

De mening van [voornaam minderjarige]

heeft de kinderrechter verteld dat het goed gaat bij haar vader en dat niemand zich daar zorgen over hoeft te maken. Zij snapt wel dat er zorgen zijn over haar schoolgang. Zij ervaart verder geen problemen van het feit dat zij geen contact heeft met haar moeder. [voornaam minderjarige] is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige] nog ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er is sprake van langdurige echtscheidingsproblematiek tussen de ouders waardoor [voornaam minderjarige] in een loyaliteitsconflict is geraakt. Het contactherstel waar met de ouders en [voornaam minderjarige] aan is gewerkt, heeft een kortdurende verbetering laten zien in het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] . Sinds augustus 2019 is er echter geen contact meer geweest tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. Daarnaast gaat [voornaam minderjarige] voor een langere periode al niet meer naar school. Het is onduidelijk waarom dit haar niet lukt. [voornaam minderjarige] lijkt zich af te zonderen van de wereld. De kinderrechter acht het zorgelijk dat, ondanks [voornaam minderjarige] en de ouders open staan voor hulpverlening, er geen verbetering komt in de situatie. Het is noodzakelijk dat op korte termijn een PO wordt verricht. Wanneer duidelijk is welke problematiek er speelt, kan passende behandelingen worden ingezet.
Het ligt voor de hand dat dit PO - en niet alleen een IQ-test - wordt verricht door het KSCD. Deze organisatie is juist in het leven geroepen om in complexe zaken onderzoek te doen. Daarnaast is het zeer de vraag of een organisatie als Mentaal Beter, bereid en in staat is een dergelijk onderzoek af te nemen. Mentaal Beter is immers een organisatie van behandelaars en niet van onderzoekers. Hiervan staat dan nog los de vraag wie de financiering van een dergelijk onderzoek zou moeten dragen.
Het is aan de GI dit onderzoek te doen aanvangen. Gezien de leeftijd van [voornaam minderjarige] en de inmiddels verstreken en niet goed benutte tijd, dient dit rap te gebeuren.
Voor de goede orde: als Mentaal Beter in staat is op korte termijn een volledig PO bij [voornaam minderjarige] af te nemen en de GI de financiering daarvan regelt, hoeft het KSCD natuurlijk niet te worden afgewacht.
Betrokkenheid van de jeugdbeschermer is de komende periode voorts nog noodzakelijk om het gezin te begeleiden en ondersteunen en er uiteindelijk voor zorg te dragen dat er passende hulpverlening in de thuissituatie wordt ingezet. Het is belangrijk dat op den duur [voornaam minderjarige] naar school gaat en dat er (opnieuw) gewerkt wordt aan contactherstel tussen [voornaam minderjarige] en de moeder.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van twaalf maanden.
De moeder heeft verzocht naast de ondertoezichtstelling ambtshalve een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling te verlenen op grond van artikel 1:265b lid 3 BW. In het derde lid van artikel 1:265b BW is echter geen ambtshalve bevoegdheid van de kinderrechter neergelegd. De strekking van dit lid is dat de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing kan verlenen op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming of het Openbaar Ministerie zonder dat het college van burgemeester en wethouders een daartoe strekkend besluit heeft genomen, indien het belang van het kind dit vergt. De moeder is daarom niet-ontvankelijk in haar verzoek.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 31 mei 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. W.A. Graven als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 mei 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.