In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 31 mei 2020, en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om deze verlenging met een jaar. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in een telefonische zitting vanwege de coronamaatregelen, waarbij de minderjarige, de ouders en hun advocaten zijn gehoord.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige], die al langere tijd niet naar school gaat en zich terugtrekt van de wereld. De moeder heeft verzocht om naast de ondertoezichtstelling ook een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, omdat zij zich zorgen maakt over de situatie. De vader heeft echter ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling en verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot uithuisplaatsing.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is, gezien de ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 31 mei 2021 en de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de kinderrechter geen ambtshalve bevoegdheid heeft om dit te verlenen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.