ECLI:NL:RBROT:2020:4456

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
19 mei 2020
Zaaknummer
C/10/591719 / JE RK 20-483
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming tijdens COVID-19

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 26 mei 2020, maar de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond verzocht om een verdere verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van twaalf maanden, tot 26 mei 2021. Dit verzoek werd gedaan in het licht van de zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen, die ernstig bedreigd wordt door de voortdurende strijd tussen de ouders en de problematiek die de kinderen zelf ervaren.

Tijdens de zitting, die telefonisch plaatsvond vanwege de COVID-19 maatregelen, hebben zowel de moeder als de vader ingestemd met het gewijzigde verzoek van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, ondanks de inspanningen van de ouders, er nog steeds significante zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen. De ouders hebben vooruitgang geboekt in hun communicatie, maar zijn nog niet in staat om gezamenlijk afspraken te maken die in het belang van de kinderen zijn. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de betrokkenheid van de GI als neutrale partij noodzakelijk blijft om de ouders te begeleiden en de ingezette hulpverlening voort te zetten.

De kinderrechter heeft op basis van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is. De beslissing om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 26 mei 2021 is genomen met het oog op de belangen van de kinderen, die nog steeds ondersteuning en begeleiding nodig hebben in hun ontwikkeling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/591719 / JE RK 20-483
datum uitspraak: 12 mei 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeere instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2008 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2009 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 18 maart 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 6 mei 2020, ingekomen bij de griffie op 7 mei 2020.
De zaak zou ter terechtzitting van 12 mei 2020 worden behandeld. Omdat in verband met het COVID-19 virus de rechtbanken slechts zeer beperkt toegankelijk zijn, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch te worden gehoord.
De kinderrechter heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 12 mei 2020 de volgende personen door middel van een groepsgesprek telefonisch gehoord:
- de moeder en haar advocaat mr. V. Vos,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden. Bij beschikking van 18 maart 2020 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 26 mei 2020. De beslissing is voor het overige aangehouden.

Het aangehouden verzoek

Thans dient te worden beslist of de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] dient te worden verlengd voor de nog resterende duur van het verzoek te weten een periode van vier maanden. De GI heeft het verzoek tijdens de telefonische behandeling gewijzigd in die zin dat de verlenging van de ondertoezichtstelling voor een langere duur wordt verzocht, te weten een periode van twaalf maanden, tot 26 mei 2021.
De GI heeft het verzoek als volgt toegelicht. De ouders zetten zich in voor de hulpverlening en doen hun best om de nieuwe omgangsregeling goed te laten verlopen. Het is belangrijk om de voortgang hiervan te blijven volgen. Daarnaast is het belangrijk om de ingezette hulpverlening voort te zetten en de GGZ hulpverlening voor [voornaam minderjarige 1] op te starten. Ook met betrekking tot [voornaam minderjarige 2] is op dit moment nog extra ondersteuning in de thuissituatie noodzakelijk.

De standpunten van de belanghebbenden

Door en namens de moeder is ingestemd met het ter zitting gewijzigde verzoek. De afgelopen periode is een vooruitgang zichtbaar in de communicatie tussen de ouders. Het lukt de ouders echter nog niet om gezamenlijk afspraken te maken en op een lijn te komen. Daarnaast is het voor de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 2] belangrijk dat hij emotioneel gesteund wordt. Hulpverlening is noodzakelijk om de ouders hierin te begeleiden. Daarnaast is toezicht vanuit de jeugdbeschermer nodig om de gemaakte afspraken na te komen.
De vader heeft ook ingestemd met het ter zitting gewijzigde verzoek. De vader maakt zich echter zorgen dat de GI de problematiek van de kinderen onderschat. Er is nog geen zicht op GGZ hulp voor [voornaam minderjarige 1] . Daarnaast zijn de gedragsproblemen van [voornaam minderjarige 2] sinds de overgang van speciaal- naar regulieronderwijs toegenomen. Ondanks dat de vader dit kenbaar heeft gemaakt, heeft de GI hier geen melding van gemaakt. Het is belangrijk dat er ook aandacht voor de kinderen komt. Daarnaast hoopt de vader om, in het belang van de kinderen, meer op een lijn met de moeder te komen.

De beoordeling

Nu alle betrokkenen ter zitting daarmee hebben ingestemd, zal het ter zitting door de GI gedane verzoek worden beoordeeld.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nog ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Er zijn zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. Er sprake van een voortdurende strijd tussen de ouders, waardoor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een loyaliteitsconflict zijn geraakt. Daarnaast is er sprake van kindeigen problematiek. Ondanks dat beide ouders het beste met de kinderen voor hebben, lukt het hen niet om in het belang van de kinderen tot gezamenlijke afspraken te komen. Beide ouders zijn niet in staat hier een oplossing voor te vinden. De afgelopen periode hebben er zich desondanks ook positieve ontwikkelingen voorgedaan. De ouders hebben zelfstandigheid getoond in de uitvoering van de omgangsregeling. Daarnaast is het hen gezamenlijk gelukt, met ondersteuning van de jeugdbeschermer, de schoolkeuze voor [voornaam minderjarige 2] te maken. Beide ouders geven aan dat het belangrijk is om op een lijn te komen en open te staan voor hulpverlening. De kinderrechter is het met ouders eens dat betrokkenheid van de GI als neutrale partij de komende tijd nog noodzakelijk is om ouders te begeleiden bij het maken van afspraken. Daarnaast is het belangrijk dat de ingezette hulpverlening wordt voortgezet en dat de individuele hulpverlening voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt opgestart.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengen. Gezien de langdurige strijd tussen de ouders is de kinderrechter het met partijen eens dat een periode van vier maanden te kort is om tot oplossingen te komen. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 26 mei 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. W.A. Graven als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 mei 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.