In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 26 mei 2020, maar de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond verzocht om een verdere verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van twaalf maanden, tot 26 mei 2021. Dit verzoek werd gedaan in het licht van de zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen, die ernstig bedreigd wordt door de voortdurende strijd tussen de ouders en de problematiek die de kinderen zelf ervaren.
Tijdens de zitting, die telefonisch plaatsvond vanwege de COVID-19 maatregelen, hebben zowel de moeder als de vader ingestemd met het gewijzigde verzoek van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, ondanks de inspanningen van de ouders, er nog steeds significante zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen. De ouders hebben vooruitgang geboekt in hun communicatie, maar zijn nog niet in staat om gezamenlijk afspraken te maken die in het belang van de kinderen zijn. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de betrokkenheid van de GI als neutrale partij noodzakelijk blijft om de ouders te begeleiden en de ingezette hulpverlening voort te zetten.
De kinderrechter heeft op basis van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is. De beslissing om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 26 mei 2021 is genomen met het oog op de belangen van de kinderen, die nog steeds ondersteuning en begeleiding nodig hebben in hun ontwikkeling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.