ECLI:NL:RBROT:2020:4465

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
19 mei 2020
Zaaknummer
C/10/588761 / JE RK 19-3901 en C/10/593278 / JE RK 20-730
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van een onveilige opvoedsituatie

Op 23 maart 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de grootmoeder moederszijde voor vier maanden. De ouders van [voornaam minderjarige] hebben beiden persoonlijke problematiek, waaronder huiselijk geweld en een contactverbod, wat de opvoedsituatie onveilig maakt. De kinderrechter heeft de ouders telefonisch gehoord in verband met de coronamaatregelen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de onveilige situatie en heeft besloten tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 26 maart 2020 vastgesteld. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/588761 / JE RK 19-3901 en C/10/593278 / JE RK 20-730
datum uitspraak: 23 maart 2020

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2019 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 16 maart 2020, ingekomen bij de griffie op 17 maart 2020.
De zaak zou worden behandeld ter terechtzitting van 23 maart 2020. Omdat in verband met het COVID-19 virus de rechtbanken gesloten zijn, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch te worden gehoord.
Op 23 maart 2020 heeft de kinderrechter telefonisch (achtereenvolgens) gehoord:
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] ,
- namens de moeder, haar advocaat mr. M. Verschoor,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.L.I. Jansen.
De kinderrechter heeft na het horen van voornoemde partijen, de beslissing telefonisch aan hen medegedeeld (wederom achtereenvolgens, maar op een andere volgorde dan voornoemd).

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft bij zijn grootmoeder moederszijde.
Bij beschikking van 27 december 2019 is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 27 maart 2020. De kinderrechter heeft bij beschikking van 7 januari 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de oma moederszijde, verleend voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Het verzoek is voor het overige aangehouden.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] binnen het netwerk, te weten bij oma mz, verzocht voor de duur van vier maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De ouders zijn, ondanks een contactverbod, mogelijk weer bij elkaar. Het is moeilijk om met de moeder afspraken te maken. De moeder zou op termijn begeleid kunnen gaan wonen bij Firmitas, maar hiervoor heeft zij de belangen van [voornaam minderjarige] nog onvoldoende in beeld en heeft zij zich nog niet gemotiveerd opgesteld. De communicatie met de vader verloopt eveneens moeizaam. De vader geeft de oma mz alle schuld van de problematiek. Tussen de oma mz, de vader en de moeder zijn geregeld conflicten. De vader heeft aangegeven dat hij zou willen dat [voornaam minderjarige] bij hem geplaatst wordt. Vooralsnog is er onvoldoende zicht op de opvoedkwaliteiten van de vader en zijn er zorgen over zijn emotieregulatie. Een plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader zou ervoor kunnen zorgen dat oma mz negatief wordt bejegend. Dit is niet in het belang van [voornaam minderjarige] . De vader zal worden meegenomen in het perspectiefonderzoek dat de komende vier maanden zal plaatsvinden.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De situatie tussen de ouders is instabiel. Dit maakt dat er weinig zicht is op hun relatie waardoor het moeilijk is onderlinge afspraken te maken. De komende maanden zal het perspectief van [voornaam minderjarige] moeten worden bepaald. Er zijn geen zorgen over [voornaam minderjarige] bij oma mz. Ondanks dat de moeder ook bij de oma mz in huis woont, neemt de oma mz alle zorg over [voornaam minderjarige] op zich. De moeder kijkt nauwelijks naar [voornaam minderjarige] om. [voornaam minderjarige] heeft één keer per week een begeleid omgangsmoment met de vader. De GI heeft haar twijfels over een plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader. De vader kan erg agressief reageren met huiselijk geweld als gevolg. De vader gebruikt softdrugs als medicatie voor zijn ADHD. Het perspectiefonderzoek zal moeten uitwijzen of een plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader tot de mogelijkheden behoort. Op dit moment is de plaatsing bij oma mz de beste plek voor [voornaam minderjarige] , maar gelet op de onderlinge conflicten en de aanwezigheid van de moeder in de woning is de vraag of dit op de lange termijn ook nog het geval is. De moeder staat op de wachtlijst van Firmitas voor begeleid wonen, samen met [voornaam minderjarige] . Het is nog onduidelijk wanneer de moeder daar terecht kan.
De advocaat van de moeder heeft verklaard dat de moeder geen verweer voert tegen de verzochte uithuisplaatsing van vier maanden, maar dat de moeder het wenselijk vindt dat zij na die periode zelf weer voor [voornaam minderjarige] zorgt. De moeder kan zich erin vinden dat de aankomende vier maanden worden benut voor het uitvoeren van een perspectiefonderzoek.
De (advocaat van de) vader heeft geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling. De (advocaat van de) vader voert ook geen verweer tegen de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing bij oma mz voor de gevraagde duur, maar plaatst daarbij wel wat kanttekeningen. De situatie bij oma is ook niet goed voor [voornaam minderjarige] . Ook daar is sprake van huiselijk geweld en oma mz vertelt dingen die niet kloppen. De vader wil [voornaam minderjarige] samen met de moeder opvoeden en zou graag zien dat deze mogelijkheid de komende vier maanden wordt onderzocht. De vader heeft inkomsten en een woning waar [voornaam minderjarige] zijn eigen slaapkamer zou kunnen krijgen. De vader wil helder hebben waar hij en de moeder aan moeten werken en welke vaardigheden hij zich eigen moet maken om een plaatsing van [voornaam minderjarige] bij hem mogelijk te maken.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [voornaam minderjarige] is in zijn zeer jonge leven blootgesteld aan een onveilige opvoedsituatie met huiselijk geweld tussen de ouders. Als gevolg hiervan is er tussen de ouders sprake van een contactverbod, waar zij zich niet aan lijken te houden. De ouders zijn wisselend in hun uitspraken over het al dan niet hebben van een relatie. De instabiliteit tussen de ouders zorgt ervoor dat er onvoldoende zicht is op hun relatie, waardoor de veiligheid van [voornaam minderjarige] onvoldoende kan worden gewaarborgd. De ouders kampen beide met persoonlijke problematiek. Bij de moeder zou sprake zijn van een verstandelijke beperking. Het is moeilijk gebleken om met de moeder afspraken te maken en de moeder vindt het moeilijk zich te houden aan reeds gemaakte afspraken. De vader kampt met ADHD waarvoor hij softdrugs gebruikt, mogelijk in het bijzijn van [voornaam minderjarige] . Ten aanzien van beide ouders zijn er zorgen over de emotieregulatie en kunnen zij agressief worden. Tussen de moeder, de vader en de oma mz zijn regelmatig conflicten waar [voornaam minderjarige] mee wordt belast. Hulpverlening in het vrijwillig kader is onvoldoende van de grond gekomen. Zo is Multi Systeem Therapie vroegtijdig afgesloten, de doelen zijn niet behaald.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal [voornaam minderjarige] daarom onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. [voornaam minderjarige] verblijft samen met de moeder bij oma mz. Gebleken is dat de moeder haar opvoedverantwoordelijkheden niet neemt en de gehele zorg over [voornaam minderjarige] overlaat aan de oma mz. Over de opvoedmogelijkheden van de oma mz zijn geen zorgen. De moeder staat op een wachtlijst voor begeleid wonen met [voornaam minderjarige] bij Firmitas. Het is nog onduidelijk wanneer zij hier terecht kan. Dit is mede afhankelijk van haar motivatie. [voornaam minderjarige] is, gelet op zijn jonge leeftijd en kwetsbaarheid, gebaat bij stabiliteit en veiligheid in de opvoedsituatie en duidelijkheid over zijn toekomstperspectief. De wens van de vader om [voornaam minderjarige] bij hem te plaatsen is begrijpelijk, maar op dit moment niet in het belang van [voornaam minderjarige] . De komende vier maanden is van belang dat het toekomstperspectief van [voornaam minderjarige] vastgesteld wordt. Beide ouders zullen in dit onderzoek meegenomen moeten worden om hun opvoedkwaliteiten vast te stellen. Zolang het perspectiefonderzoek nog niet is afgerond, is het in het belang van [voornaam minderjarige] dat hij bij oma mz blijft om te voorkomen dat er sprake is van meer wisselingen dan noodzakelijk.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, met ingang van 23 maart 2020 tot 23 maart 2021;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de oma moederszijde, tot 23 juli 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2020 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 26 maart 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.