ECLI:NL:RBROT:2020:4476
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 WvGGZ wegens gebrek aan ernstig nadeel
Op 12 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. Het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 1 mei 2020, was gericht op het verlenen van een zorgmachtiging voor een betrokkene met een bipolaire stoornis en andere psychische problemen. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene en haar advocaat, alsook een verpleegkundige van Antes GGZ en de zonen van de betrokkene.
De rechtbank heeft de criteria voor het verlenen van verplichte zorg, zoals vastgelegd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), zorgvuldig overwogen. Hoewel er sprake was van psychische stoornissen bij de betrokkene, was er geen sprake van ernstig nadeel. De verpleegkundige en de advocaat gaven aan dat het relatief goed ging met de betrokkene en dat zij haar medicatie en behandeling accepteerde. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende grond was om verplichte zorg toe te wijzen, aangezien er geen aanwijzingen waren dat er zich opnieuw ernstig nadeel zou voordoen. Daarom heeft de rechtbank het verzoek van de officier van justitie afgewezen.
De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en is op 19 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.