ECLI:NL:RBROT:2020:4477

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
19 mei 2020
Zaaknummer
C/10/595801 / FA RK 20-3071
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot voortgezet verblijf afgewezen op basis van onvoldoende ernstig nadeel

Op 12 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek om een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt in een zorginstelling, ingediend door het CIZ. Het verzoekschrift werd op 30 april 2020 ingediend en de mondelinge behandeling vond plaats op 12 mei 2020, waarbij de betrokken partijen telefonisch werden gehoord vanwege de coronamaatregelen. De cliënt, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer, was aanwezig met zijn advocaat, mr. T.S. Kessel, en er waren ook een specialist ouderengeneeskunde en een verpleegkundige van de zorginstelling aanwezig.

De rechtbank beoordeelde of de cliënt's gedrag als gevolg van zijn aandoening leidde tot ernstig nadeel en of opname noodzakelijk was om dit nadeel te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat het gedrag van de cliënt niet zodanig was dat gedwongen opname noodzakelijk was. De specialist en verpleegkundige gaven aan dat er geen verzet was van de cliënt en dat hij zijn woonplek prettig vond. De cliënt zelf gaf aan dat hij meer vrijheden wilde, maar niet gedwongen wilde worden opgenomen.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek van het CIZ afgewezen. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 19 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595801 / FA RK 20-3071
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 12 mei 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] , [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende Rivas Zorggroep, verpleeghuis Waalburgt Kleine Waal 6, 3353 BT Papendrecht,
advocaat mr. T.S. Kessel te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 30 april 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn conform artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 cliënt met zijn hierboven genoemde advocaat;
 P. Ploos van Amstel, specialist ouderengeneeskunde, en
 C. Ruigendijk, verpleegkundige, beiden verbonden aan Rivas Zorggroep.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd.
De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van een cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf of voortzetting van het verblijf noodzakelijk om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat cliënt lijdt aan de ziekte van Alzheimer. De rechtbank is van oordeel dat deze aandoening niet zodanig is dat het ernstig nadeel dat hieruit voortvloeit alleen afgewend kan worden door een gedwongen opname. De verpleegkundige en de specialist ouderengeneeskunde verklaren namelijk ter zitting dat er geen sprake is van verzet. Cliënt geeft ter zitting te kennen dat hij zijn woonplek fijn vindt en dat hij wil blijven. Cliënt voelt zich wel opgesloten en zou graag wat meer vrijheden willen hebben om naar buiten te kunnen.
2.3.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 12 mei 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier en op 19 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.