ECLI:NL:RBROT:2020:4477
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Rechterlijke machtiging tot voortgezet verblijf afgewezen op basis van onvoldoende ernstig nadeel
Op 12 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek om een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt in een zorginstelling, ingediend door het CIZ. Het verzoekschrift werd op 30 april 2020 ingediend en de mondelinge behandeling vond plaats op 12 mei 2020, waarbij de betrokken partijen telefonisch werden gehoord vanwege de coronamaatregelen. De cliënt, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer, was aanwezig met zijn advocaat, mr. T.S. Kessel, en er waren ook een specialist ouderengeneeskunde en een verpleegkundige van de zorginstelling aanwezig.
De rechtbank beoordeelde of de cliënt's gedrag als gevolg van zijn aandoening leidde tot ernstig nadeel en of opname noodzakelijk was om dit nadeel te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat het gedrag van de cliënt niet zodanig was dat gedwongen opname noodzakelijk was. De specialist en verpleegkundige gaven aan dat er geen verzet was van de cliënt en dat hij zijn woonplek prettig vond. De cliënt zelf gaf aan dat hij meer vrijheden wilde, maar niet gedwongen wilde worden opgenomen.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek van het CIZ afgewezen. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 19 mei 2020.