In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 mei 2020 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van drie kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. De Raad voor de Kinderbescherming had op 21 februari 2020 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van twaalf maanden, vanwege ernstige zorgen over hun ontwikkeling en veiligheid. De ouders stonden niet open voor hulpverlening en er waren signalen van relatieproblemen, drugsgebruik en financiële problemen. De kinderrechter heeft, in het kader van de coronamaatregelen, de betrokkenen telefonisch gehoord en op basis van de ingediende stukken en de verklaringen van de betrokkenen geoordeeld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders geen medewerking verleenden aan het raadsonderzoek en dat er geen zicht was op de opvoedsituatie. Gezien de zorgen over de kinderen heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling te verlenen, zodat er hulpverlening kan worden ingezet. De beschikking is mondeling gegeven en uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.