ECLI:NL:RBROT:2020:4551

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
20-392 EA
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek dwangakkoord in het kader van schuldsanering met betrekking tot ING Bank N.V.

In deze zaak heeft verzoeker op 23 maart 2020 een verzoek ingediend om ING Bank N.V. te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling. Dit verzoek werd gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling, waarbij verzoeker te maken had met vier concurrente schuldeisers met een totale vordering van € 72.402,61. De rechtbank heeft de zaak behandeld onder de Tijdelijk afwijkende regeling insolventiezaken rechtbanken vanwege de coronacrisis, wat betekende dat er geen fysieke zitting plaatsvond. Verzoeker werd telefonisch gehoord, evenals zijn beschermingsbewindvoerder, terwijl ING Bank niet op de zitting verscheen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat drie van de vier schuldeisers instemden met de aangeboden regeling, terwijl ING Bank, met een vordering van € 17.289,36, weigerde. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van ING Bank. Aangezien de meerderheid van de schuldeisers akkoord ging met de regeling en verzoeker in een stabiele financiële situatie verkeerde, oordeelde de rechtbank dat de belangen van verzoeker zwaarder wogen. De rechtbank heeft daarom het verzoek toegewezen en ING Bank bevolen in te stemmen met de schuldregeling, terwijl het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling werd afgewezen.

De rechtbank heeft ook bepaald dat ING Bank de kosten van de procedure moet vergoeden, maar deze zijn begroot op nihil, aangezien verzoeker niet door een advocaat werd bijgestaan. Dit vonnis is uitgesproken op 14 mei 2020 door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 14 mei 2020
in de zaak van:
[verzoeker],
[adres]
[woonplaats]
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 23 maart 2020, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een schuldeiser, te weten ING Bank N.V. Lenen afdeling Incasso vertegenwoordigd door Vesting Finance Fiditon (hierna: ING Bank) die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
De rechtbank heeft met toepassing van de Tijdelijk afwijkende regeling insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de Coronacrisis (hierna: TARIC) geen fysieke zitting plaats doen vinden. Op 30 april 2020 zijn verzoeker, de heer
[naam] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening) en mevrouw [beschermingsbewindvoerder] , beschermingsbewindvoerder van verzoeker telefonisch gehoord.
ING Bank heeft, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, geen reactie aan de rechtbank doen toekomen en is derhalve ook niet telefonisch gehoord.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift vier concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 72.402,61 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 23 augustus 2019 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 30,03 % concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime en heeft een arbeidscontract voor onbepaalde tijd. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
Ter (telefonische) zitting heeft schuldhulpverlening verklaard dat de ING Bank en haar gemachtigde Vesting Finance Fidition niet reageren op diverse brieven en telefonisch contacten van schuldhulpverlening.
Ter (telefonische) zitting heeft de beschermingsbewindvoerder van verzoeker verklaard dat de situatie van verzoeker stabiel is. Verzoeker heeft voldoende inkomsten om de vaste laste te voldoen en komt zijn verplichtingen voldoende na.
Drie schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. ING Bank stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 17.289,36 op verzoeker, welke 23,9 % van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft ING Bank geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter (telefonische) zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van ING Bank bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of ING Bank in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van ING Bank een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 23,9 %.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk drie van de vier schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker beschikt over een fulltime baan, op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dat betekent dat verzoeker reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week.
Door schuldhulpverlening is ter telefonische zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker heeft beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van ING Bank, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om ING Bank te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
ING Bank zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt ING Bank om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt ING Bank in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van
J. Hillen-Huizer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2020. [1]
De griffier is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.