ECLI:NL:RBROT:2020:4552

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
20-375 EA
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling met bijzondere regeling door coronacrisis

In deze zaak heeft verzoekster op 16 maart 2020 een verzoek ingediend om de Gemeente Rotterdam te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling. Dit verzoek is gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling, waarbij de Gemeente Rotterdam als schuldeiser weigerde mee te werken. De rechtbank heeft, vanwege de coronacrisis, geen fysieke zitting gehouden en verzoekster is telefonisch gehoord samen met haar beschermingsbewindvoerder. De Gemeente Rotterdam heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om haar standpunten toe te lichten.

Verzoekster heeft vijf concurrente schuldeisers met een totale vordering van € 26.315,80. Ze heeft een regeling aangeboden waarbij zij 3,11% van de schulden zou aflossen. Vier van de vijf schuldeisers stemden in met deze regeling, maar de Gemeente Rotterdam, met een vordering van € 1.455,32, weigerde. De rechtbank heeft beoordeeld of de Gemeente Rotterdam in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de regeling, waarbij werd gekeken naar de belangen van alle betrokken partijen.

De rechtbank concludeert dat de Gemeente Rotterdam een gering aandeel heeft in de totale schuldenlast en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. Bovendien is het voorstel goed gedocumenteerd en getoetst door een deskundige. De rechtbank oordeelt dat de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers zwaarder wegen dan die van de Gemeente Rotterdam. Daarom wordt het verzoek toegewezen en wordt de Gemeente Rotterdam veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. De rechtbank stelt vast dat er een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die de vrijwillige instemming vervangt, en wijst het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 14 mei 2020
in de zaak van:
[verzoekster]
[adres]
[woonplaats]
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 16 maart 2020, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een schuldeiser, te weten de Gemeente Rotterdam (hierna: Gemeente Rotterdam) die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
De rechtbank heeft met toepassing van de Tijdelijk afwijkende regeling insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de Coronacrisis (hierna: TARIC) geen fysieke zitting plaats doen vinden. Op 30 april 2020 zijn verzoekster en de heer
[beschermingsbewindvoerder] , beschermingsbewindvoerder van verzoekster telefonisch gehoord.
Gemeente Rotterdam heeft, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, geen reactie aan de rechtbank doen toekomen en is derhalve ook niet telefonisch gehoord.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijf concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 26.315,80 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 6 januari 2020 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 3,11% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster is volledig arbeidsongeschikt verklaard. De aangeboden regeling voorziet in uitkering gedurende achttien maanden van een prognosepercentage . Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Vier schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. De Gemeente Rotterdam stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 1.455,32 op verzoekster, welke 5,53% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In haar contacten met schuldhulpverlening heeft de Gemeente Rotterdam te kennen gegeven dat zij niet akkoord gaat met de aangeboden regeling omdat de schuldhulpverlening niet zou zijn aangesloten bij NVVK.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft de Gemeente Rotterdam geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter (telefonische) zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van de Gemeente Rotterdam bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of de Gemeente Rotterdam in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van de Gemeente Rotterdam een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 5,53%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk vier van de vijf schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Noordzij Insolventie. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter (telefonische) zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster is op
24 december 2019 voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt verklaard. Voldoende aannemelijk is geworden dat zij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Door de beschermingsbewindvoerder is ter telefonische zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster heeft beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Bovendien is aannemelijk dat de looptijd van de schuldsaneringsregeling van verzoekster na een jaar zal worden verkort op grond van artikel 354 a Fw. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van de Gemeente Rotterdam, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om de Gemeente Rotterdam te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
De Gemeente Rotterdam zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt de Gemeente Rotterdam om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt de Gemeente Rotterdam in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van
J. Hillen-Huizer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2020. [1]
De griffier is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.