ECLI:NL:RBROT:2020:4554

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
FT EA 20.161
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling met tijdelijke afwijkingen door coronacrisis

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 mei 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker heeft een verzoekschrift ingediend, waarbij hij werd bijgestaan door zijn beschermingsbewindvoerder. Vanwege de coronacrisis vond er geen fysieke zitting plaats; in plaats daarvan is verzoeker telefonisch gehoord op 14 mei 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in een toestand verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen, en dat er onvoldoende gronden zijn voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft de goede trouw van verzoeker beoordeeld aan de hand van zijn schulden en de omstandigheden waaronder deze zijn ontstaan. Verzoeker heeft een aanzienlijke schuld aan De Houten Steen Holding en staat binnenkort voor de politierechter in verband met een ontnemingsmaatregel. Ondanks deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoeker onder beschermingsbewind staat en zijn schulden beheersbaar zijn, wat aanleiding geeft om het verzoek tot schuldsanering toe te wijzen. De rechtbank heeft voorwaarden verbonden aan de toewijzing, waaronder het behoud van beschermingsbewind en het vervullen van mantelzorg.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 18 mei 2020
[verzoeker]
[adres]
[woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank heeft met toepassing van de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de Coronacrisis (hierna: TARIC) geen fysieke zitting plaats doen vinden. Op 14 mei 2020 is verzoeker en zijn beschermingsbewindvoerder mevrouw [beschermingsbewindvoerder] , telefonisch gehoord.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoeker verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met betaling van zijn schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
In het bijzonder heeft de rechtbank gekeken naar de schuld die verzoeker heeft aan De Houten Steen Holding van € 32.898,11 in 2018. Gebleken is dat deze schuld is ontstaan doordat een vriend van verzoeker een woning op naam van verzoeker heeft laten zetten en daarin een hennepkwekerij is begonnen. In 2017 is deze hennepkwekerij opgerold. Tevens is uit het verzoekschrift en het verhandelende ter (telefonische) zitting gebleken dat verzoeker binnenkort voor de politierechter moet verschijnen in verband met een ontnemingsmaatregel. De (vermoedelijke aankomende) vordering die daarmee samenhangt bedraagt ruim € 28.000,-. Deze schulden zijn naar haar aard niet te goeder trouw en staan in beginsel aan toelating in de weg. Ter (telefonische) terechtzitting heeft verzoeker verklaard dat hij een rumoerig verleden achter de rug heeft, maar dat hij alles in het werk stelt om op het juiste pad te blijven. Tevens is ter (telefonische) zitting met verzoeker en diens beschermingsbewind besproken dat de schuld die uit een eventuele veroordeling door de politierechter zal volgen niet onder de schone lei valt. In dit verband is het dan ook van belang dat verzoeker zich door een advocaat laat bijstaan in deze procedure bij de politierechter te Arnhem zodat alle hem persoonlijk betreffende omstandigheden zullen worden meegewogen in die procedure.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoeker de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Sinds 19 maart 2019 staat verzoeker onder beschermingsbewind waardoor zijn schulden nu beheersbaar zijn en zijn uitgavepatroon bewaakt wordt. Verder heeft verzoeker een saneringsgezinde houding.
Ter (telefonische) zitting heeft de rechtbank verzoeker gewezen op de gedurende de schuldsaneringsregeling geldende verplichtingen; de informatie-, inspannings- en afdrachtsplicht. Daarnaast mogen er geen nieuwe schulden ontstaan. In het licht van de informatieplicht dient verzoeker alle informatie die relevant is voor zijn financiële positie door te geven aan zowel zijn bewindvoerder als zijn beschermingsbewindvoerder. Hierbij vertegenwoordigd de bewindvoerder de belangen van de schuldeisers en vertegenwoordigt de beschermingsbewindvoerder de belangen van verzoeker. Voor de afdrachtplicht geldt dat verzoeker alles moet afdragen aan de bewindvoerder wat boven het vrij te laten bedrag aan inkomen genereerd wordt. Ten slotte heeft de verzoekster een inspanningsverplichting. Ter (telefonische) terechtzitting is gebleken dat verzoeker mantelzorger is. Gezien de omstandigheden en de leeftijd van verzoeker dient de inspanningsverplichting gedurende de regeling ingevuld te worden met mantelzorg.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.
De rechtbank treft in het belang van de schuldeisers de in de beslissing te noemen voorziening.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Indonesië),
wonende te [adres] , [woonplaats]
- benoemt tot rechter-commissaris mr. C.G.E. Prenger
en tot bewindvoerder M. Zomerdijk,
gevestigd te Postbus 81145,
3009 Rotterdam;
- onder de voorwaarde dat verzoeker zich onder beschermingsbewind houdt;
- onder de voorwaarde dat verzoeker mantelzorg dan wel een soortgelijke
dagbesteding vervult gedurende de schuldsaneringsregeling tot op het moment verzoeker de AOW-leeftijd bereikt;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/37e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van J. Hillen-Huizer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2020.