ECLI:NL:RBROT:2020:4559

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
C/10/593908 / FA RK 20-2114
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg

Op 10 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt in een verpleeghuis, op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De zaak betreft een cliënt die lijdt aan Alzheimerdementie, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder verwaarlozing en gevaar voor de veiligheid van anderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om dit ernstige nadeel te voorkomen. De cliënt, die al meerdere jaren in het verpleeghuis verblijft, verzet zich tegen de voortzetting van het verblijf, maar de rechtbank oordeelt dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstige nadeel te voorkomen. De machtiging is verleend voor een periode van vijf jaar, tot en met 10 april 2025. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.W.J. van Elsdingen en schriftelijk uitgewerkt op 20 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593908 / FA RK 20-2114
Opvolgende rechterlijke machtiging
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 10 april 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op 4 [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende en verblijvende in Careyn verpleeghuis, locatie Hart van Groenewoud te Spijkenisse,
advocaat mr. J. van Veelen-de Hoop te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 26 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 7 april 20177 april 2017;
 de verklaring van drs. M.A. Biever, arts, van 4 maart 2020;
 de verklaring van de zorgaanbieder Careyn van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 10 maart 2020;
 het zorgplan van 21 november 2019.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 cliënt met zijn hierboven genoemde advocaat;
 M. Lameijer, verpleegkundig specialist, en M. Meijer-Oosterhuis, verpleegkundige, beiden verbonden aan Careyn.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van een cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf of voortzetting van het verblijf noodzakelijk om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Bij beschikking van 26 april 2019 heeft deze rechtbank op grond van artikel 15 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen een machtiging tot voortgezet verblijf verleend tot en met 26 april 2020. Op grond van artikel 76 lid 2 van de Wzd wordt deze machtiging aangemerkt als een machtiging tot opname en verblijf. Op grond van artikel 39 lid 5 van de Wzd kan de rechter een eerstvolgende machtiging verlenen met een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaren.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten Alzheimerdementie.
2.4.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Cliënt is in 2016 gediagnosticeerd met dementie. Er zijn zowel korte- als langetermijngeheugenstoornissen bij cliënt geconstateerd. Daarnaast is er sprake van desoriëntatie en gedrag- en stemmingsproblematiek. Daardoor kan hij onrustig en agressief gedrag vertonen. Cliënt verblijft al meerdere jaren in het verpleeghuis, waar hij de zorg en begeleiding krijgt die hij nodig heeft. De verpleegkundig specialist bij de zitting heeft verklaard dat de conditie van cliënt – vanwege het progressieve ziektebeeld – verder achteruit gaat.
2.5.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wensen.
2.6.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.7.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen voortzetting van het verblijf. Hoewel hij het verpleeghuis als zijn thuis ziet, onderneemt hij veel pogingen om zonder begeleiding naar buiten te gaan.
2.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van vijf jaar.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 10 april 2025.
Deze beschikking is op 10 april 2020 mondeling gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 20 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.