ECLI:NL:RBROT:2020:4561

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
C/10/593970 / FA RK 20-2144
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van artikel 26 Wzd; verzoek niet-ontvankelijk verklaard

Op 10 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een cliënt die verblijft in woon- en zorgcentrum de Merwelanden te Dordrecht. Het verzoekschrift van het CIZ, dat op 27 maart 2020 ter griffie is ingekomen, bevatte onder andere een indicatiebesluit en een medische verklaring van drs. M. Al Hassany. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag zijn de cliënt, haar advocaat mr. M.G. Hoogerwerf, en een arts-assistent gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische verklaring van drs. Al Hassany niet voldoet aan de eisen van artikel 26 lid 5 onder d van de Wet zorg en dwang (Wzd), omdat deze arts niet in het BIG-register is opgenomen. De rechtbank heeft geprobeerd contact op te nemen met de arts, maar dit is niet gelukt. De advocaat van de cliënt heeft aangevoerd dat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard, wat de rechtbank heeft gevolgd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek niet-ontvankelijk is, en heeft opgemerkt dat de cliënt zich niet langer lijkt te verzetten tegen opname op de gesloten afdeling.

De beschikking is mondeling gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen en is op 20 april 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593970 / FA RK 20-2144
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 10 april 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg, hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende en thans verblijvende in woon- en zorgcentrum de Merwelanden te Dordrecht,
advocaat mr. M.G. Hoogerwerf te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 27 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 6 februari 2020;
 de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door drs. M. Al Hassany, van 4 maart 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 27 maart 2020;
 het zorgplan van 9 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 drs. N. Breuer, arts-assistent , verbonden aan de Merwelanden;
 [naam dochter] , aanvrager en dochter van cliënt.

2..Beoordeling

2.1.
Artikel 26 lid 5 onder d Wzd bepaalt dat het CIZ bij een verzoek tot het verlenen van een machtiging een verklaring overlegt van een ter zake kundige arts die de cliënt kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was. De eisen waaraan die verklaring moet voldoen zijn opgenomen in artikel 27 Wzd.
2.2.
De rechtbank stelt vast dat het CIZ bij het onderhavige verzoek tot het verlenen van een machtiging een verklaring heeft overgelegd van drs. M. Al Hassany, specialist ouderengeneeskunde. Deze specialist is onder deze naam niet in het BIG-register te vinden. Pogingen van de rechtbank om contact op te nemen met deze specialist voorafgaand aan de mondelinge behandeling, zijn niet gelukt. De advocaat van cliënt heeft het standpunt ingenomen dat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat uit de Memorie van Toelichting van de Wzd voortvloeit dat de inschrijving van een arts in het BIG-register als een waarborg van verantwoorde zorg wordt gezien. De rechtbank volgt dit standpunt.
2.3.
Gezien het voorgaande verklaart de rechtbank het verzoek niet-ontvankelijk.
2.4.
De rechtbank stelt overigens vast dat de cliënt zich niet langer lijkt te verzetten tegen de opname en het verblijf op de gesloten afdeling, waardoor een besluit op grond van artikel 21 Wzd in de rede ligt.

3..Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is op 10 april 2020 mondeling gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 20 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.