ECLI:NL:RBROT:2020:4563

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
C/10/593948 / FA RK 20-2132
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg

Op 10 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren op een onbekende datum en woonachtig in een verpleeghuis. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 27 maart 2020, met als doel de cliënt, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer, te beschermen tegen ernstig nadeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet meer voor zichzelf kan zorgen en 24-uurs zorg nodig heeft. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum, waarbij de cliënt, zijn advocaat en een arts zijn gehoord. De rechtbank concludeert dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en verleent de machtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 10 oktober 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.W.J. van Elsdingen en schriftelijk uitgewerkt op 20 april 2020. Tegen deze beschikking staat cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593948 / FA RK 20-2132
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 10 april 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg, hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in verpleeghuis Laurens, locatie de Elf Ranken te Barendrecht
advocaat mr. S.R. Kwee te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 27 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 3 september 2019;
 de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door drs. C.R.J. Janssen, specialist ouderengeneeskunde, van 24 maart 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 27 maart 2020;
 de verklaring van de zorgaanbieder stichting Laurens van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 23 maart 2020;
 het zorgplan van 12 maart 2020
 een afschrift van het besluit op artikel 21 Wzd onderzoek van 9 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 cliënt met zijn hierboven genoemde advocaat;
 drs. J.A. Mellado-Gutierrez, arts in opleiding tot specialist, verbonden aan stichting Laurens:
 [naam zoon] , aanvrager en zoon van cliënt.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer.
2.3.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Er zijn zowel korte- als langetermijngeheugenstoornissen geconstateerd bij cliënt. In de thuissituatie verwaarloosde hij zichzelf. Hij had problemen met wassen en aankleden en er was sprake van dwaalgedrag. Voorts liet hij elektrische apparaten aanstaan, waardoor er brandgevaar ontstond. Cliënt heeft diabetes, maar wist niet meer of hij wel of niet had gegeten. Hiermee liep hij zowel risico op ontregeling van zijn bloedsuikers als ondervoeding. Ook vergat hij regelmatig zijn medicatie in te nemen en insuline te spuiten. Cliënt verblijft ten tijde van de mondelinge behandeling ruim een maand in het verpleeghuis. Hier wordt de hulp en structuur geboden die hij nodig heeft.
2.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt kan niet meer voor zichzelf zorgen en heeft 24-uurs zorg nodig.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Er is thuiszorg en mantelzorg ingezet in de thuissituatie, maar dit bleek – mede vanwege het feit dat cliënt thuiszorg beperkt toeliet – ontoereikend te zijn.
2.6.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt heeft geen ziektebesef en –inzicht en ontkent dat er problemen waren in de thuissituatie. Hij vindt het een rotstreek van zijn zoon.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 10 oktober 2020.
Deze beschikking is op 10 april 2020 mondeling gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 20 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.