Op 21 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier verzocht om de voortzetting van de op 17 april 2020 opgelegde crisismaatregel, waarbij de rechtbank de belangen van de volksgezondheid en de noodzaak van een voortvarende afdoening tegen elkaar afwoog. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats, conform de tijdelijke regeling in verband met het coronavirus. Betrokkene, die vrijwillig in de accommodatie wilde verblijven, werd gehoord samen met zijn advocaat en een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. De rechtbank oordeelde dat de telefonische behandeling voldeed aan de wettelijke vereisten, ondanks de bezwaren van de advocaat van betrokkene over het ontbreken van non-verbale communicatie. De rechtbank verwierp deze bezwaren en concludeerde dat de situatie geen onmiddellijk dreigend nadeel meer opleverde, waardoor het verzoek om voortzetting van de crisismaatregel werd afgewezen. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M. van Kuilenburg en schriftelijk uitgewerkt op 24 april 2020.