ECLI:NL:RBROT:2020:4609

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
C/10/595386 / JE RK 20-1143
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift inzake machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter op 30 april 2020 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De zaak vond plaats te Rotterdam en werd behandeld in het kader van de coronamaatregelen, waarbij betrokkenen telefonisch gehoord werden. De moeder, vader en stiefvader van [naam kind] waren aanwezig, evenals een jeugdbeschermer van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] in een jeugdhulpinstelling verblijft en dat er zorgen zijn over zijn gedrag en de opvoedsituatie thuis. De GI heeft verzocht om de uithuisplaatsing van [naam kind] voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, wat door de moeder en stiefvader werd ondersteund. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de noodzaak van de uithuisplaatsing onderstreept, gezien de zorgen over de fysieke en sociaal-emotionele veiligheid van [naam kind] en zijn betrokkenheid bij criminele activiteiten.

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 8 juli 2020, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De beslissing is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 15 mei 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/595386 / JE RK 20-1143
datum uitspraak: 30 april 2020

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2005 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] , hierna te noemen de vader,

zonder bekende woon-of verblijfplaats in Nederland.
wonende te Bulgarije,

[naam stiefvader] , hierna te noemen de stiefvader,

wonende te [woonplaats stiefvader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter van 22 april 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 30 april 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Omdat in verband met het COVID-19 virus de rechtbanken slechts zeer beperkt toegankelijk zijn, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch gehoord te worden.
Gelijktijdig telefonisch gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader*,
- de stiefvader,
- [naam] . jeugdbeschermer van de GI.
*Tijdens de zitting is telefonisch contact geweest met de vader in Bulgarije en heeft de kinderrechter de vader het verzoek van de GI toegelicht. Voordat de vader inhoudelijk kon reageren verbrak de verbinding en was de vader vervolgens telefonisch niet meer bereikbaar.
Aangezien de moeder en de vader de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de Bulgaarse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met telefonische bijstand van [naam tolk] , tolk in de Bulgaarse taal.
De tolk heeft, alvorens haar taak aan te vangen, op de bij wet voorgeschreven wijze, de eed afgelegd dat zij haar taak naar haar geweten zal vervullen.
Vanwege het beperkte aantal gelijktijdig te gebruiken telefoonlijnen is voorafgaand aan de zitting telefonisch gehoord:
- [naam vertegenwoordiger] , zittingsvertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming
(hierna te noemen: de Raad).
Het kindgesprek met [naam kind] heeft voorafgaand aan de zitting telefonisch plaatsgevonden.

De feiten

[naam kind] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te weten Harreveld, te Harreveld.
Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder en de vader.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht [naam kind] uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
De GI heeft haar verzoek telefonisch als volgt toegelicht.
De GI handhaaft haar verzoek. Het is in het belang van [naam kind] dat hij in Harreveld verblijft waar hij aan zijn doelen kan werken. De vertrouwensband met zijn ouders dient hersteld te worden.

De standpunten

De Raad
De Raad heeft aangegeven de noodzaak van het verzoek van de GI te onderschrijven. Het raadsonderzoek naar de definitieve ondertoezichtstelling van [naam kind] loopt nog.
De moeder
De moeder heeft aangegeven achter de uithuisplaatsing van [naam kind] te staan. Zij ervaart de communicatie tussen haar en de Raad en de GI als prettig. [naam kind] kan niet meer thuis komen wonen. [naam kind] heeft de moeder aangegeven in Nederland te willen blijven en niet te willen terugkeren naar Bulgarije. De moeder hoopt dat [naam kind] te zijner tijd werk en een eigen woning in Nederland zal vinden.
De stiefvader
De stiefvader heeft aangegeven achter de uithuisplaatsing van [naam kind] te staan. Stiefvader en moeder weten niet meer wat zij met [naam kind] aan moeten. [naam kind] kan niet meer naar huis. Dit is geen onwil van de stiefvader, maar het gaat gewoonweg niet meer met [naam kind] in de thuissituatie. De stiefvader vindt het heel kwalijk dat [naam kind] geen berouw toont. De stiefvader heeft inmiddels alle vertrouwen in [naam kind] verloren.
De mening van [naam kind]
heeft de kinderrechter aangegeven te willen leren beter met zijn ouders te communiceren. Hij wil ook leren betere keuzes te maken. [naam kind] heeft geen mening over zijn plaatsing in Harreveld. Desgevraagd heeft hij aangegeven dat het op zich goed met hem gaat.

De verdere beoordeling

Bij beschikking van 22 april 2020 is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [naam kind]
in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van 4 weken en is de beslissing voor het overige aangehouden.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er zorgen zijn om het zelfbepalende gedrag en de fysieke en sociaal-emotionele veiligheid van [naam kind] . Er zijn ook zorgen over het gezinssysteem. Er is nog onvoldoende zicht op de thuis- en opvoedsituatie. Het raadsonderzoek in het kader van de definitieve ondertoezichtstelling moet nog worden afgerond. [naam kind] omringt zich met vrienden die bekend zijn met drugsgebruik en criminele activiteiten en is inmiddels ook zelf in aanraking gekomen met politie en justitie. Hij wordt thans verdacht van het plegen van een ernstig strafbaar feit. [naam kind] verbleef tot zijn recente plaatsing in Harreveld in het kader van zijn voorlopige hechtenis in justitiële jeugdinrichting De Hartelborgt. Onder andere onder de voorwaarde dat hij in een jeugdhulpinstelling zou verblijven, is zijn voorlopige hechtenis geschorst. Voorafgaand aan zijn arrestatie is er al ambulante spoedhulp in het gezin ingezet en heeft [naam kind] in de crisisopvang verbleven. Dit heeft niet kunnen voorkomen dat de zorgen rondom [naam kind] alleen maar zijn toegenomen. De moeder en de stiefvader hebben aangegeven dat [naam kind] absoluut niet meer thuis kan komen wonen.
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
De kinderrechter gaat ervan uit dat de komende periode meer duidelijk zal worden over het vervolgtraject van [naam kind] , hetzij in het strafrechtelijk, dan wel in het civielrechtelijk kader.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, tot 8 juli 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 mei 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.