ECLI:NL:RBROT:2020:4615

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
C/10/595895 / FA RK 20-3114
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie

Op 6 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier verzocht om voortzetting van de op 2 mei 2020 opgelegde crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 2002, die thans verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek gehouden, waarbij verschillende betrokkenen telefonisch zijn gehoord vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, die suïcidaal was en zichzelf automutileerde. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder een autisme spectrum stoornis en een paranoïde persoonlijkheidsstoornis, en dat de crisissituatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank heeft de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel is verleend voor een periode van drie weken, tot en met 27 mei 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 11 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595895 / FA RK 20-3114
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 6 mei 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] 2002 te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Yulius, locatie Boerhaavelaan te Barendrecht,
advocaat mr. B.G. Meijer te Amsterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 4 mei 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 2 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 2 mei 2020;
 de medische verklaring opgesteld door M.J.W. Vreeling, psychiater, van 2 mei 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz, en
 de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn conform artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
 H. Chung, psychiater, verbonden aan Yulius, locatie Boerhaavelaan;
 M. Bode, gz-psycholoog, FACT-team;
 [naam 1] en [naam 2] , ouders van betrokkene.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een persoon een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze persoon op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van een persoon als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene in de voorliggende zaak sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel. Voorts is er de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene is twee keer eerder opgenomen geweest. Ze is toen na twee dagen met ontslag gegaan. Betrokkene leek destijds goed te herstellen. Betrokkene kan makkelijk ontregelen; zij wordt dan angstig, is geagiteerd en wordt suïcidaal. Op dit moment is betrokkene opgenomen omdat zij thuis suïcidaal was en zichzelf automutileerde met scharen en messen. Er is nu een langere opname nodig, zodat er langer herstel kan optreden. Er moet een basis gelegd worden zodat betrokkene snel naar huis kan.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een autisme spectrum stoornis en een paranoïde persoonlijkheidsstoornis.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen medicatie, ter behandeling van een psychische stoornis;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het uitoefenen van toezicht op betrokkene, en
 het opnemen in een accommodatie.
2.2.2.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.3.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn volgens de rechtbank geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.4.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 27 mei 2020.
Deze beschikking is op 6 mei 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 11 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.