In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van beide kinderen voor de duur van twaalf maanden en de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] in een pleeggezin voor zes maanden. De ouders van de kinderen zijn sinds hun echtscheiding in 2012 verwikkeld in een voortdurende strijd, wat de ontwikkeling van de kinderen negatief beïnvloedt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van kindeigen problematiek, waaronder PDD-NOS bij [voornaam minderjarige 1] en ADHD, epilepsie en hechtingsproblematiek bij [voornaam minderjarige 2]. De ouders zijn onvoldoende in staat om de kinderen de nodige stabiliteit en structuur te bieden, ondanks hun bereidheid om hulp te ontvangen. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen onder toezicht te stellen en de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] noodzakelijk te achten voor hun ontwikkeling. De beslissing is genomen zonder fysieke zitting, maar na telefonische hoorzittingen met de betrokken partijen, in het kader van de coronamaatregelen.