Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
beschikking ondertoezichtstelling
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam,
[naam minderjarige] ,
[naam moeder] ,
Het procesverloop
De feiten
Het verzoek
De standpunten
De beoordeling
De beslissing
Den Haag.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2020 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat [voornaam minderjarige] zich in een kwetsbare opvoedomgeving bevindt. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, woont samen met [voornaam minderjarige] in een moeder-kind-huis van ASVZ en ontvangt daar begeleiding. De kinderrechter heeft de betrokkenen telefonisch gehoord, gezien de coronamaatregelen, en heeft vastgesteld dat de moeder grote stappen heeft gezet, maar dat er nog steeds zorgen zijn over de opvoedsituatie.
De Raad heeft aangegeven dat er veel zicht en sturing nodig is om de opvoedsituatie veilig te maken. De moeder heeft in het verleden hulpverlening niet altijd geaccepteerd en heeft moeite met het aanleren van opvoedvaardigheden. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de moeder te ondersteunen en toezicht te houden op de hulpverlening vanuit ASVZ.
De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ondertoezichtstelling is ingegaan op 15 mei 2020 en duurt tot 15 mei 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.