ECLI:NL:RBROT:2020:4703

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
C/10/594921 / JE RK 20-1019
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de opvoedsituatie en begeleiding door de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2020 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat [voornaam minderjarige] zich in een kwetsbare opvoedomgeving bevindt. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, woont samen met [voornaam minderjarige] in een moeder-kind-huis van ASVZ en ontvangt daar begeleiding. De kinderrechter heeft de betrokkenen telefonisch gehoord, gezien de coronamaatregelen, en heeft vastgesteld dat de moeder grote stappen heeft gezet, maar dat er nog steeds zorgen zijn over de opvoedsituatie.

De Raad heeft aangegeven dat er veel zicht en sturing nodig is om de opvoedsituatie veilig te maken. De moeder heeft in het verleden hulpverlening niet altijd geaccepteerd en heeft moeite met het aanleren van opvoedvaardigheden. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de moeder te ondersteunen en toezicht te houden op de hulpverlening vanuit ASVZ.

De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ondertoezichtstelling is ingegaan op 15 mei 2020 en duurt tot 15 mei 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/594921 / JE RK 20-1019
datum uitspraak: 15 mei 2020

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2012 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de stelbrief van mr. R. Delgado, advocaat namens de moeder, van 12 mei 2020, ingekomen bij de griffie op 13 mei 2020.
Vanwege het beleid van de Raad voor de Rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden, maar heeft de kinderrechter de betrokkenen op 15 mei 2020 telefonisch gehoord.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. R. Delgado,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster] ,
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] .
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] woont samen met de moeder bij een moeder-kind-huis van het ASVZ.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige] bevindt zich in een kwetsbare opvoedomgeving met de moeder. Er is veel zicht en sturing nodig om te zorgen dat de opvoedsituatie voor [voornaam minderjarige] veilig is. Ook vanuit school worden zorgen gezien. De moeder krijgt intensieve begeleiding vanuit ASVZ, maar ook ASVZ maakt zich nog steeds zorgen om de opvoedsituatie. De moeder is liefdevol en betrokken, maar haar pedagogische vaardigheden zijn onvoldoende toereikend, waardoor structurele hulpverlening en sturing door een jeugdbeschermer noodzakelijk zijn.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De moeder heeft de afgelopen maanden grote stappen in de goede richting gezet. Door de moeder worden regels consequenter toegepast. Er moet echter nog worden bezien of de positieve verandering die is ingezet ook blijvend is en zelfs nog verder doorgezet kan worden.
Door en namens de moeder is aangevoerd dat er geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [voornaam minderjarige] . De GI heeft zelf in februari 2020 besloten de ondertoezichtstelling te beëindigen. De gestelde doelen zijn behaald. De moeder zou vanuit ASVZ dagelijkse zorg moeten krijgen, maar zij heeft al twee weken niemand van ASVZ gezien. Recent is de halfbroer van [voornaam minderjarige] uit huis geplaatst bij Youz. Hierdoor hoeft de moeder haar aandacht niet meer te delen, maar kan zij zich volledig focussen op [voornaam minderjarige] . Uit de raadsrapportage blijkt onder andere dat het niveau van de moeder aansluit bij het kind. De intensieve zorg die de moeder en [voornaam minderjarige] nodig hebben, kan worden geboden vanuit ASVZ. De moeder is gebaat bij intensivering van de hulpverlening vanuit ASVZ. Een ondertoezichtstelling zou nog zinvol kunnen zijn om dit te bewerkstelligen en toezicht te houden op ASVZ, maar niet omdat de moeder tekort schiet in haar opvoedvaardigheden.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [voornaam minderjarige] kampt, evenals de moeder, met een verstandelijke beperking. Dit vraagt veel van een opvoeder, waardoor zij samen in een moeder-kind project van ASVZ wonen waar zij worden begeleid. Uit een eerdere ondertoezichtstelling is gebleken dat het de moeder niet altijd lukt om aan te sluiten bij de ontwikkelingsbehoeften van [voornaam minderjarige] . De moeder heeft in het verleden hulpverlening vanuit ASVZ niet altijd geaccepteerd. Ook lukte het de moeder vaak onvoldoende om zich de te leren opvoedvaardigheden eigen te maken. [voornaam minderjarige] verblijft hierdoor in een uiterst kwetsbare opvoedomgeving. Zo is er onder andere sprake van een ongezonde en onhygiënisch levensstijl, heeft [voornaam minderjarige] geen dagbesteding of sociale contacten en heeft zij slaapproblemen. Het is fijn dat de moeder een positieve lijn heeft ingezet. Dit betreft echter nog een prille ontwikkeling en de stappen die de moeder heeft gezet, hebben de zorgen in de opvoedsituatie nog onvoldoende weggenomen. De moeder geeft zelf aan dat zij wil dat de hulpverlening vanuit ASVZ geïntensiveerd wordt en geeft daarmee aan, in te zien dat zij gebaat is bij ondersteuning in de opvoeding van [voornaam minderjarige] . Een ondertoezichtstelling kan de moeder hierbij helpen. Een jeugdbeschermer kan zicht houden op de hulpverlening vanuit ASVZ en indien nodig andere hulpverlening inzetten of de hulpverlening intensiveren. Om een uithuisplaatsing ook van [voornaam minderjarige] te voorkomen is het van groot belang dat de moeder zich aan de afspraken houdt en meewerkt aan de geboden hulpverlening.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal [voornaam minderjarige] daarom onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, met ingang van 15 mei 2020 tot 15 mei 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2020 door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 mei 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.