In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 15 mei 2020, is de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige] en de wijziging van de zorgregeling aan de orde. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming WEST verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar, en om de regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang te wijzigen. De minderjarige, geboren in 2008, woont bij de vader, terwijl de moeder, die de Slowaakse taal spreekt, niet in staat is om contact met haar kind te onderhouden. Vanwege de coronamaatregelen heeft de kinderrechter de betrokkenen telefonisch gehoord, waarbij een beëdigde tolk is ingeschakeld.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige lijdt onder de gevolgen van traumatische ervaringen en dat de ouders niet in staat zijn om constructief met elkaar te communiceren. De moeder heeft al geruime tijd geen contact met de minderjarige, wat leidt tot zorgen over de hechting en ontwikkeling van het kind. De vader steunt de verzoeken van de GI, terwijl de moeder zich verzet tegen de opschorting van het contact. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om de ondertoezichtstelling te verlengen en de omgang met de moeder voor een periode van zes maanden op te schorten, om zo ruimte te creëren voor behandeling en herstel van de ouders.
De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ouders verplicht om elkaar te informeren over de minderjarige. De beschikking biedt een tijdelijke oplossing in een complexe situatie, waarbij de focus ligt op de ontwikkeling en het welzijn van de minderjarige.