ECLI:NL:RBROT:2020:4708

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
29 mei 2020
Zaaknummer
C/10/594862 / JE RK 20-998 en C/10/594864 / JE RK 20-1000
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en wijziging zorgregeling in het kader van jeugdbescherming tijdens coronamaatregelen

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 15 mei 2020, is de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige] en de wijziging van de zorgregeling aan de orde. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming WEST verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar, en om de regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang te wijzigen. De minderjarige, geboren in 2008, woont bij de vader, terwijl de moeder, die de Slowaakse taal spreekt, niet in staat is om contact met haar kind te onderhouden. Vanwege de coronamaatregelen heeft de kinderrechter de betrokkenen telefonisch gehoord, waarbij een beëdigde tolk is ingeschakeld.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige lijdt onder de gevolgen van traumatische ervaringen en dat de ouders niet in staat zijn om constructief met elkaar te communiceren. De moeder heeft al geruime tijd geen contact met de minderjarige, wat leidt tot zorgen over de hechting en ontwikkeling van het kind. De vader steunt de verzoeken van de GI, terwijl de moeder zich verzet tegen de opschorting van het contact. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om de ondertoezichtstelling te verlengen en de omgang met de moeder voor een periode van zes maanden op te schorten, om zo ruimte te creëren voor behandeling en herstel van de ouders.

De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ouders verplicht om elkaar te informeren over de minderjarige. De beschikking biedt een tijdelijke oplossing in een complexe situatie, waarbij de focus ligt op de ontwikkeling en het welzijn van de minderjarige.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/594862 / JE RK 20-998 en C/10/594864 / JE RK 20-1000
datum uitspraak:
15 mei 2020 (waar het betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling)
27 mei 2020 (waar het betreft de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken)

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming WEST,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Den Haag,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2008 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de verwijzingsbeschikking van de rechtbank Den Haag van 7 april 2020;
- het verweerschrift namens de moeder van mr. K. Bingöl van 13 mei 2020, ingekomen bij de griffie op 14 mei 2020.
Vanwege het beleid van de Raad voor de Rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden, maar heeft de kinderrechter de betrokkenen op 15 mei 2020 telefonisch gehoord.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. K. Bingöl,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Slowaakse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van mw. H. Kulisanova, tolk in de Slowaakse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont bij de vader.
Bij beschikking van 24 mei 2019 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 24 mei 2020.

De verzoeken

Het verzoek met zaaknummer C/10/594862:
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar.
Het verzoek met zaaknummer C/10/594864:
De GI heeft verzocht op grond van artikel 1: 265g lid 1 BW de regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang (de kinderrechter begrijpt: de verdeling van de zorg- en opvoedtaken) als volgt te wijzigen in die zin dat:
de omgang tussen [voornaam minderjarige] en zijn moeder wordt opgeschort voor een jaar en de afspraak zoals is vastgelegd in de beschikking van de rechtbank Den Haag, op 30 november 2018, zaaknummer C/09/534781, komt te vervallen. De vader voorziet de moeder van informatie over [voornaam minderjarige] eens per twee weken per mail. De moeder kan [voornaam minderjarige] via het adres van Jeugdbescherming West eens per maand een kaartje sturen.
De GI heeft beide verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige] heeft last van traumatische gebeurtenissen uit het verleden waarvoor hij nog onvoldoende behandeld is. Beide ouders zijn belast met stress en verdriet over de situatie. [voornaam minderjarige] maakt zich hier zorgen om. De opvoedsituatie waarin de vader [voornaam minderjarige] alleen opvoedt, valt de vader zwaar. Het contact met de moeder zorgt bij de vader voor een emotionele belasting. Daarnaast is sprake van stress en een financiële belasting betreffende de woning die van vader is, maar waar de moeder op dit moment in woont. De moeder op haar beurt is afhankelijk van de vader voor onderdak en informatie over [voornaam minderjarige] , wat maakt dat ook zij kampt met stress en verdriet. [voornaam minderjarige] heeft momenteel geen omgang met de moeder. Tot oktober 2019 heeft begeleide omgang plaatsgevonden in de hoop dat [voornaam minderjarige] positieve ervaringen kon gaan opdoen. Op advies van Impegno, de organisatie die de omgang begeleidde, is de omgang stopgezet omdat de omgang voor [voornaam minderjarige] en de moeder te belastend was. [voornaam minderjarige] verwijt de moeder veel, waardoor er weinig ruimte was voor positiviteit. De moeder vindt het moeilijk om aan te sluiten bij de behoeften van [voornaam minderjarige] en is hierin moeilijk te sturen. De moeder en [voornaam minderjarige] dienen eerst hun negatieve ervaringen te verwerken, voordat weer toegekomen kan worden aan het opbouwen van positieve contacten. Opschorting van contact voor een jaar wordt verzocht zodat de moeder en [voornaam minderjarige] toe kunnen komen aan hun behandeling. [voornaam minderjarige] volgt behandeling vanuit Eleos, maar zal hier pas over enige tijd van gaan profiteren. De moeder volgt behandeling bij een psycholoog. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig om te werken aan vertrouwen en een samenwerking tussen de ouders, de school en de behandelaren. Het is daarbij nodig dat de GI in contact kan komen met de behandelaar van de moeder om zo inzicht te krijgen in de voortgang van haar behandeling.

De standpunten

De moeder is het niet eens met het verzoek van de GI om de omgang met een jaar op te schorten. De moeder heeft al een half jaar geen omgang met [voornaam minderjarige] . Van de moeder wordt verwacht dat zij aan haar problematiek gaat werken, maar dat is niet mogelijk zolang zij [voornaam minderjarige] niet ziet. Het gemis van [voornaam minderjarige] en het gebrek aan informatie over hem maakt dat de moeder zich niet kan focussen op haar EMDR-traumatherapie. Uit het raadsrapport van 2018 volgt dat [voornaam minderjarige] juist erg gehecht was aan de moeder. Hoe langer [voornaam minderjarige] verwijderd wordt van zijn moeder, hoe meer er sprake is van ouderonthechting. Het gemis van de moeder uit [voornaam minderjarige] in boosheid. Dat komt mede door zijn autisme. De moeder zou het liefst een paar uur per week onbegeleide omgang met [voornaam minderjarige] willen, en indien dit niet kan, tweewekelijks of in ieder geval met enige regelmaat. Daarnaast wil de moeder meer en beter geïnformeerd worden over [voornaam minderjarige] . De moeder is bereid om informatie te geven over haar behandeling en staat toe dat de GI informatie bij de behandelaar opvraagt. De moeder doet haar best om een andere woning te vinden en om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring.
De vader is het eens met de verzoeken. Het contact tussen [voornaam minderjarige] en de moeder zorgt bij [voornaam minderjarige] voor heftige reacties. [voornaam minderjarige] wil op dit moment geen contact met zijn moeder. Sinds [voornaam minderjarige] bij de vader woont is hij gaan nadenken over de moeder, waarna het minder goed is gegaan met [voornaam minderjarige] . De vader doet zijn best om positief over de moeder te praten met [voornaam minderjarige] , maar erkent dat zijn feitelijke gevoelens minder positief zijn. De moeder zorgt voor veel stress bij de vader, met name omdat zij in de woning van de vader verblijft. De vader wil zijn woning terug, maar de moeder zet geen stappen om een eigen woning te vinden. Het lukt de vader niet om aan zijn plicht tot informatieverstrekking over [voornaam minderjarige] te voldoen, omdat hij dit niet los kan zien van de problematiek rondom de woning.

De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/594862:Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [voornaam minderjarige] zit klem tussen zijn ouders. Tussen de ouders is sprake van ernstige echtscheidingsproblematiek. De ouders zijn niet in staat op om constructieve wijze met elkaar te communiceren en samen te werken in het belang van [voornaam minderjarige] . Eén van de conflictpunten tussen de ouders betreft de woning. De moeder verblijft in de woning van de vader. De vader ziet zich genoodzaakt de woning terug te eisen, maar de moeder heeft nog geen eigen woonruimte gevonden. Dit zorgt voor veel spanningen tussen de ouders. De persoonlijke problematiek van de moeder en de echtscheidingsproblematiek tussen de ouders heeft bij [voornaam minderjarige] geleid tot trauma’s en een negatief beeld over de moeder. Hij is gediagnosticeerd met een hechtingsstoornis en PTSS. Daarnaast doet [voornaam minderjarige] zorgelijke uitspraken. Het is van belang dat de behandeling die [voornaam minderjarige] is gestart bij Eleos, wordt voortgezet. Ook dient behandeling voor de ouders ingezet te worden.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van twaalf maanden.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/594864:
Tot oktober 2019 heeft er begeleide omgang plaatsgevonden tussen [voornaam minderjarige] en de moeder van enkele uren per week. Op advies van Impegno is de omgang stopgezet, omdat [voornaam minderjarige] en de moeder een verstoorde relatie hebben ontwikkeld, waarna [voornaam minderjarige] agressief gedrag is gaan vertonen. Het is zorgelijk dat [voornaam minderjarige] op geen enkele wijze meer contact met de moeder wil hebben. Des temeer omdat [voornaam minderjarige] in 2018 kennelijk nog een positieve band met de moeder had. Het lukt de vader, met name vanwege zijn eigen problematiek met de moeder, onvoldoende om [voornaam minderjarige] te sturen en hem voor contactherstel te stimuleren. [voornaam minderjarige] heeft inmiddels al zes maanden geen enkel contact meer met de moeder. Indien het verzoek van de GI gevolgd zou worden, zou dat betekenen dat [voornaam minderjarige] ten minste anderhalf jaar geen contact meer met de moeder zou hebben. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat het niet in het belang van een kind is om zo’n lange tijd geen contact met een van zijn ouders te hebben, in geval het de bedoeling is tot contactherstel te komen. De kinderrechter is met de moeder van oordeel dat hoe langer de huidige situatie voortduurt, hoe lastiger het zal zijn om nadien tot contactherstel te komen. Daarentegen is het opstarten van contact tussen [voornaam minderjarige] en de moeder op dit moment niet wenselijk. [voornaam minderjarige] is duidelijk in zijn wens om geen contact met de moeder te hebben en heeft daarnaast nog onverwerkte trauma’s waarvoor hij nog in behandeling is. Ook de moeder heeft haar traumabehandeling nog niet afgerond. Daarnaast zorgen de spanningen tussen de ouders, hun echtscheidingsproblematiek, het conflict rondom de woning en hun onverwerkte ervaringen met elkaar ervoor dat een goed en positief contact tussen [voornaam minderjarige] en de moeder op dit moment nog niet mogelijk is. De kinderrechter acht een periode van zes maanden voldoende om een deel van de onderliggende problematiek tussen de ouders weg te nemen, met name de omstandigheid dat de moeder in de woning van de vader woont. Het wegnemen van (een deel van) de problematiek tussen de ouders, zal er hopelijk toe leiden dat de vader positiever over de moeder gaat denken. Dat zal vervolgens ook [voornaam minderjarige] de gelegenheid bieden positiever naar zijn moeder te kijken. Van beide ouders wordt verwacht dat zij zich hier vol voor zullen inzetten. Daarnaast kunnen [voornaam minderjarige] en de moeder hun behandeling de komende zes maanden voortzetten en daarmee verder in hun traumaverwerking komen. Tevens kan de moeder de GI van haar behandeling op de hoogte stellen en kan de GI informatie over de behandeling opvragen bij de behandelaar van de moeder, nu zij daarvoor ter zitting toestemming heeft gegeven. Van de moeder wordt verwacht dat zij de komende tijd ontvankelijker zal zijn voor adviezen die zijn vanuit de begeleiding krijgt.
De kinderrechter zal het verzoek van de GI om de eerder bepaalde regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken op te schorten, toewijzen voor een periode van zes maanden en het verzoek voor het overige afwijzen.
Nu de ouders elk het gezag over [voornaam minderjarige] uitoefenen is de vader tenminste gehouden de moeder over [voornaam minderjarige] te informeren. Het voorstel van de GI, zoals vastgelegd op 9 maart 2020, dient te worden gevolgd. Minimaal éénmaal per maand zendt de vader een in de voorafgaande periode van 30 dagen genomen duidelijke foto van [voornaam minderjarige] , via de GI, aan de moeder.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 24 mei 2021;
wijzigt de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken in die zin dat de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de moeder wordt opgeschort voor een periode van 6 maanden, ingaande op 27 mei 2020, waarbij de vader de moeder voorziet van informatie over [voornaam minderjarige] eens per twee weken per mail, overeenkomstig het voorstel dat door de GI is vastgelegd op 9 maart 2020 en aangevuld met de in deze beschikking vermelde verplichting tot het zenden van een foto van [voornaam minderjarige] ;
wijst het verzoek met zaaknummer C/10/594864 voor het overige af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 mei en 27 mei 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.