ECLI:NL:RBROT:2020:4741

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595276 / JE RK 20-1112
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. Het verzoek is ingediend door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, naar aanleiding van zorgen over de thuissituatie van [voornaam minderjarige] bij zijn moeder en stiefvader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] sinds enkele weken bij zijn vader woont, wat door alle betrokkenen wordt ondersteund. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag aangevraagd en werken samen in het belang van [voornaam minderjarige]. De moeder heeft ingestemd met de uithuisplaatsing en de vader stimuleert het contact tussen [voornaam minderjarige] en zijn moeder.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige], gezien de conflicten in de thuissituatie bij de moeder en stiefvader. De kinderrechter verleent daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader, met ingang van 15 mei 2020 tot 25 februari 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 juni 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/595276 / JE RK 20-1112
datum uitspraak: 15 mei 2020

beschikking machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2003 te [geboorteplaats minderjarige] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam stiefvader] ,

hierna te noemen de stiefvader, wonende te [woonplaats stiefvader] ,
[naam vader], hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 20 april 2020, ingekomen bij de griffie op 21 april 2020.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De partijen zijn in de gelegenheid gesteld om door de kinderrechter telefonisch te worden gehoord.
Op 15 mei 2020 heeft de kinderrechter, in het bijzijn van de griffier, telefonisch gehoord:
- de moeder,
- de vader,
- de stiefvader,
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] .
[voornaam minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om telefonisch gehoord te worden door de kinderrechter. De kinderrechter heeft hem twee keer gebeld, maar werd beide keren verbonden met de voicemail. [voornaam minderjarige] was daarmee telefonisch niet bereikbaar voor de kinderrechter.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 25 februari 2020 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 25 februari 2021.

Het verzoek

De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De standpuntenDe GI heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het gedrag dat [voornaam minderjarige] bij de moeder en de stiefvader thuis vertoonde, was niet meer houdbaar. De ingezette hulp heeft de situatie niet verbeterd. In maart 2020 heeft de moeder aangegeven dat [voornaam minderjarige] naar zijn vader toe moest gaan. Dit heeft de situatie tot rust gebracht. Het is knap dat de moeder deze voor haar moeilijke beslissing heeft genomen. De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] verzocht om de plaatsing bij de vader officieel te maken, mede omdat de vader, voor zover de GI bekend, nog niet was belast met het gezag over [voornaam minderjarige] . De ouders hebben positief contact met elkaar en zij willen het beste voor [voornaam minderjarige] . De ouders werken met elkaar samen en zij hebben het gezamenlijk ouderlijk gezag inmiddels aangevraagd. Op 16 mei 2020 staat er een gesprek gepland met betrokkenen om zaken, bijvoorbeeld ten aanzien van de contactregeling, te bespreken.
De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de GI en naar voren gebracht dat zij [voornaam minderjarige] niet kan tegenhouden als hij bij de vader wil wonen. Zij is akkoord met de plaatsing bij de vader. Het gezamenlijk ouderlijk gezag is inmiddels geregeld. De moeder heeft een uittreksel van het gezagsregister ontvangen. Er is regelmatig contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] en hij komt regelmatig bij haar langs.
De vader heeft meegedeeld dat hij samen met de moeder het gezamenlijk ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] heeft aangevraagd. Ook is de vader bezig om te regelen dat [voornaam minderjarige] op zijn adres wordt ingeschreven. De vader stimuleert het contact tussen [voornaam minderjarige] en zijn moeder.
De stiefvader heeft ingestemd met het verzoek van de GI en meegedeeld dat deze situatie meer rust geeft.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en wat door partijen telefonisch naar voren is gebracht, volgt dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek). Als gevolg van conflicten in de thuissituatie bij de moeder en de stiefvader, woont [voornaam minderjarige] sinds enkele weken bij de vader. Het verblijf van [voornaam minderjarige] bij de vader wordt door alle betrokkenen ondersteund en heeft voor iedereen voor meer rust gezorgd. Positief is dat de (stief)ouders met elkaar samenwerken in het belang van [voornaam minderjarige] en dat de ouders inmiddels gezamenlijk het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] uitoefenen. Ook de contacten tussen de moeder en [voornaam minderjarige] verlopen positief. Om de plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader te formaliseren, zal de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader, met ingang van
15 mei 2020 tot 25 februari 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 juni 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.