In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. Het verzoek is ingediend door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, naar aanleiding van zorgen over de thuissituatie van [voornaam minderjarige] bij zijn moeder en stiefvader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] sinds enkele weken bij zijn vader woont, wat door alle betrokkenen wordt ondersteund. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag aangevraagd en werken samen in het belang van [voornaam minderjarige]. De moeder heeft ingestemd met de uithuisplaatsing en de vader stimuleert het contact tussen [voornaam minderjarige] en zijn moeder.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige], gezien de conflicten in de thuissituatie bij de moeder en stiefvader. De kinderrechter verleent daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader, met ingang van 15 mei 2020 tot 25 februari 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 juni 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.