In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 januari 2020 een machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend aan een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], die in 2004 in Groot-Brittannië is geboren. De kinderrechter heeft deze beslissing genomen naar aanleiding van ernstige zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige], die sinds juni 2019 in een gesloten setting verbleef. Ondanks aanvankelijke positieve ontwikkelingen, vertoonde [voornaam minderjarige] zelfbepalend gedrag en onttrok hij zich aan de noodzakelijke hulpverlening door weg te lopen. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft het verzoek tot machtiging ingediend, omdat [voornaam minderjarige] opnieuw was weggelopen en er geen alternatieven beschikbaar waren voor een gesloten plaatsing.
Tijdens de zitting zijn de ouders van [voornaam minderjarige] gehoord, evenals zijn advocaat en vertegenwoordigers van de GI. De moeder en vader gaven aan dat zij het gedrag van [voornaam minderjarige] zorgwekkend vinden en dat hij een gedwongen programma moet volgen. De kinderrechter heeft de noodzaak van de gesloten jeugdhulp onderbouwd met verwijzingen naar de Jeugdwet, die stelt dat een machtiging alleen kan worden verleend bij ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen. De kinderrechter concludeerde dat de situatie van [voornaam minderjarige] zodanig was dat de machtiging noodzakelijk was om verdere onttrekking aan de hulpverlening te voorkomen.
De kinderrechter verleende de machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van twee maanden, met ingang van 3 januari 2020 tot 3 maart 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.