ECLI:NL:RBROT:2020:4758

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
SN EA 20.296-20.297
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot dwangakkoord in het kader van schuldsanering met betrekking tot schuldeisers tijdens coronacrisis

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door een verzoeker met meerdere schuldeisers. De verzoeker had op 3 maart 2020 een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet, waarin hij een schuldregeling voorstelde aan zijn schuldeisers. De regeling hield in dat de verzoeker 39,08% zou betalen aan de preferente schuldeisers en 19,54% aan de concurrente schuldeisers. Van de 37 schuldeisers stemden 36 in met de regeling, met uitzondering van Evides N.V., die een vordering van € 417,09 had en weigerde in te stemmen met het aanbod. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd was en dat de verzoeker onder beschermingsbewind stond, wat de kans op nieuwe schulden minimaliseerde. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de verzoeker en de overige schuldeisers zwaarder wogen dan die van Evides, die als enige schuldeiser weigerde in te stemmen. De rechtbank heeft daarom Evides bevolen om in te stemmen met de schuldregeling en haar veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeiser.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 25 mei 2020
in de zaak van:
[verzoeker],
[adres]
[woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 3 maart 2020, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • Evides N.V. (hierna: Evides);
  • EDR Incasso namens Ziggo B.V. (hierna: Ziggo);
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ziggo heeft voorafgaande aan de zitting, bij email van 15 mei 2020, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De rechtbank heeft met toepassing van de Tijdelijk afwijkende regeling insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de Coronacrisis (hierna: TARIC) geen fysieke zitting plaats doen vinden. Op 18 mei 2020 zijn verzoeker en de heer M.A.T. Noordzij, werkzaam bij Noordzij Beschermingsbewind B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder) en Noordzij Insolventie (hierna: schuldhulpverlening) telefonisch gehoord.
Evides heeft, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, geen reactie aan de rechtbank doen toekomen en is derhalve ook niet telefonisch gehoord.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift zevenendertig schuldeisers, waarvan tien preferente en zevenentwintig concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 46.589,80 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 27 december 2019 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 39,08 % aan de preferente schuldeisers en 19,54 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op voortzetting van zijn Ziektewet- uitkering met doorstroom naar een WIA-uitkering, waarvoor verzoeker inmiddels een aanvraag heeft ingediend. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Jaarlijks zal er conform NVVK-richtlijnen een herberekening worden gemaakt van de afloscapaciteit.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
Zesendertig schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Evides stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 417,09 op verzoeker, welke 0,895 % van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft Evides te kennen gegeven niet akkoord te gaan met het aangeboden bedrag omdat Schuldbemiddeling Nederland geen lid is van het NVVK en Evides alleen regelingen treft met leden.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Evides geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter telefonische zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Evides bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Evides in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Evides een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 0,895 %.
Met uitzondering van Evides zijn alle schuldeisers met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Noordzij Insolventie. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker op het moment van de behandeling van het verzoekschrift al bijna twee jaar een Ziektewet- uitkering ontving omdat hij als gevolg van ziekte niet langer in staat is zijn werkzaamheden als steigerbouwer te verrichten. Verzoeker heeft inmiddels een WIA-aanvraag ingediend omdat herstel nog niet is ingetreden. Omdat de aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage, zal de afloscapaciteit bovendien jaarlijks worden bijgesteld indien daar aanleiding toe is.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan de waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker staat bovendien onder beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede. Het toezicht wordt uitgevoerd door een partij die ook als bewindvoerder optreedt, waardoor de naleving van de verplichtingen voldoende geborgd is. Het enkele feit dat er geen sprake is van een lidmaatschap van de NVVK maakt dat niet anders.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht.
Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Evides, die als enige schuldeiser geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Evides te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Evides zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeiser. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Evides om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Evides in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van mr. K. de Ridder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2020. [1]
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.