ECLI:NL:RBROT:2020:4769

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
C/10/593857 / JE RK 20-827
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van pedagogische onmacht van de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 mei 2020 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2004. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 24 maart 2020 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van zorgen over de opvoedsituatie, waarbij de moeder, [naam moeder], emotioneel niet beschikbaar is voor [naam kind] na het overlijden van de vader op 11 december 2018. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en [naam kind] niet telefonisch konden worden bereikt. De kinderrechter heeft wel telefonisch contact gehad met een tolk en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Dordrecht.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de instabiele opvoedomgeving en de pedagogische onmacht van de moeder. Ondanks hulpverlening in het vrijwillig kader zijn de zorgen niet weggenomen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is en heeft deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ondertoezichtstelling gaat in op 14 mei 2020 en duurt tot 14 mei 2021. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/593857 / JE RK 20-827
datum uitspraak: 14 mei 2020

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] 2004 te [geboorteplaats kind] ,

hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 24 maart 2020, ingekomen bij de griffie op 26 maart 2020.
Op 14 mei 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden.
De kinderrechter heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 14 mei 2020, gelijktijdig telefonisch gehoord:
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Dordrecht, hierna de GI, [naam vertegenwoordigster 2] .
De kinderrechter heeft eveneens telefonisch contact gehad met een tolk in de Thaise taal, [naam tolk] , omdat zij als tolk zou fungeren voor de moeder.
De kinderrechter heeft, ondanks meerdere pogingen daartoe, de moeder en [naam kind] niet telefonisch kunnen bereiken.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind] woont bij de moeder.
De vader van [naam kind] , [naam vader] , is op 11 december 2018 overleden.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het overlijden van de vader in december 2018 is een ingrijpende gebeurtenis geweest, waardoor de moeder emotioneel niet beschikbaar is voor [naam kind] . Daarnaast heeft [naam kind] gedragsproblemen ontwikkeld, heeft hij fors schoolverzuim en vertoont hij delictgedrag. Er is al langere tijd sprake van pedagogische onmacht van de moeder. De moeder is structureel kwetsbaar in haar functioneren en zij kan [naam kind] onvoldoende begeleiden in zijn ontwikkeling. Hulpverlening in het vrijwillig kader is tot nu toe niet toereikend geweest.

Het standpunt van de GI

De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De opvoedomgeving van [naam kind] is al langere tijd instabiel. Het overlijden van de vader heeft een grote impact gehad op het gezin, waardoor de moeder emotioneel niet voldoende beschikbaar is voor [naam kind] . Bij de moeder is sprake van medische problematiek en pedagogische onmacht. Zij heeft onvoldoende inzicht in haar pedagogisch handelen en het lukt haar niet om aan te sluiten bij de ontwikkelingsbehoeften van [naam kind] .
[naam kind] vertoont daarnaast delictgedrag en er is sprake van schoolverzuim.
Dit is zorgelijk. Hulpverlening in het vrijwillig kader heeft de zorgen niet kunnen wegnemen. De kinderrechter is daarom van oordeel dat een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden noodzakelijk is.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [naam kind] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van Jeugdbescherming west Dordrecht met ingang van 14 mei 2020 tot 14 mei 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 mei 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.