ECLI:NL:RBROT:2020:4770

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595974 / JE RK 20-1245 en C/10/596037 / JE RK 20-1252
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en opheffing uithuisplaatsing na spoedmachtiging in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 mei 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de opheffing van de uithuisplaatsing van een minderjarig kind, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders, waarbij [naam kind] momenteel bij de moeder verblijft, maar tijdelijk bij de grootouders vaderszijde is ondergebracht. De ondertoezichtstelling van [naam kind] was eerder ingesteld bij beschikking van 2 juli 2019 en zou aflopen op 2 juli 2020. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar en om een spoeduithuisplaatsing van [naam kind] bij de grootouders vaderszijde, vanwege problemen in de communicatie tussen de ouders en de zorg voor [naam kind].

De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. Vanwege de coronamaatregelen vond er geen fysieke zitting plaats, maar werd de zaak telefonisch behandeld. De kinderrechter heeft geconstateerd dat de communicatie tussen de ouders nog steeds problematisch is en dat [naam kind] hierdoor in een loyaliteitsconflict verkeert. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen, omdat de situatie van [naam kind] nog steeds bedreigd wordt door de onderlinge strijd tussen de ouders.

Daarnaast heeft de kinderrechter geoordeeld dat de spoeduithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is en heeft deze op 16 mei 2020 opgeheven. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ondertoezichtstelling verlengd tot 2 juli 2021. De beslissing is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 28 mei 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/595974 / JE RK 20-1245 en C/10/596037 / JE RK 20-1252
datum uitspraak: 14 mei 2020
verlenging ondertoezichtstelling en opheffing uithuisplaatsing na spoedmachtiging
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] 2010 te [geboorteplaats kind] ,

hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats moeder]

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats vader] ,
tevens met een woonadres in Estland.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 29 april 2020, ingekomen bij de griffie op 4 mei 2020.
- de beschikking van 4 mei 2020 van deze rechtbank, met de daaraan ten grondslag liggende stukken.
- het verweerschrift van de moeder, ingekomen bij de griffie op 13 mei 2020.
Op 14 mei 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden.
De kinderrechter heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 14 mei 2020, gelijktijdig telefonisch gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. L.A.E. Timmer,
- de vader,
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam vertegenwoordiger] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] woont bij de moeder. Zij verblijft momenteel bij de grootouders vaderszijde.
Bij beschikking van 2 juli 2019 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 2 juli 2020.
Bij beschikking van 4 mei 2020 is [naam kind] met spoed uit huis geplaatst bij personen uit het netwerk, te weten de grootouders vaderszijde, voor de duur van vier weken. Het verzoek is voor het overige aangehouden.

De verzoeken

De GI heeft in het verzoekschrift van 29 april 2020 verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft in het verzoekschrift van 4 mei 2020 verzocht om [naam kind] met spoed uit huis te plaatsen bij de grootouders vaderszijde, voor de duur van vier weken.
De GI heeft de verzoeken gehandhaafd voor zover hier nog niet op is beslist.
Het verzoek tot verlenging tot ondertoezichtstelling is als volgt toegelicht. De GI wil aankomend jaar met de ouders gaan werken aan het verbeteren van de situatie waarbij sprake is van onderlinge strijd met betrekking tot de zorgregeling. Het is de ouders tot nu toe niet gelukt om beter met elkaar te communiceren. Zij kunnen momenteel niet zonder ondertoezichtstelling samenwerken. [naam kind] heeft last van de strijd tussen de ouders en zij verkeert in een loyaliteitsconflict.
Het verzoek tot spoeduithuisplaatsing is als volgt toegelicht. [naam kind] verbleef aanvankelijk van 17 april tot 26 april 2020 bij de grootouders vaderszijde en in overleg met de grootouders is dit verlengd tot 3 mei 2020. De moeder was echter van mening dat [naam kind] tot 10 mei 2020 bij de grootouders zou blijven. Toen de grootouders vaderszijde [naam kind] op 4 mei jl. terugbrachten naar de moeder, was zij niet thuis. Op dat moment was de moeder niet bereikbaar en onduidelijk was waar zij op dat moment verbleef. [naam kind] kon niet in het directe netwerk in de buurt van de moeder terecht en daarom is het spoedverzoek gedaan.
In de week van 25 mei 2020 kan een gesprek plaatsvinden met de ouders om de terugplaatsing bij de moeder te bespreken. Het traject bij Enver is ook nog niet gestart. Dit zal moeten worden opgestart voordat [naam kind] terug kan naar de moeder, omdat er twijfel is of de moeder kan aansluiten bij de (opvoed)behoeften van [naam kind] . Momenteel volgt [naam kind] online onderwijs en de vader ondersteunt haar hierin. Een terugplaatsing bij de moeder wordt momenteel niet in het belang van [naam kind] geacht.

De standpunten

Namens en door de moeder is verweer gevoerd. De moeder vindt een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig. De ouders kunnen er onderling uitkomen.
De uithuisplaatsing vindt de moeder ook niet nodig, nu de noodzaak en de gronden daartoe ontbreken. De moeder is prima in staat om de verzorging voor [naam kind] te dragen. De spoeduithuisplaatsing was onnodig en is verzocht ten gevolge van miscommunicatie tussen de jeugdbeschermers onderling en de GI en de ouders. Hulpverlening bij Enver kan ook opgestart worden als [naam kind] weer bij de moeder woont. De ouders hebben toestemming gegeven voor hulpverlening voor [naam kind] , dus daar kan mee gestart worden. De school is afgelopen week weer begonnen en die mist [naam kind] zolang ze bij de grootouders vaderszijde verblijft. Het is zorgelijk dat zij gedurende de coronacrisis alleen in contact staat met volwassenen en niet met leeftijdsgenoten. Namens de moeder wordt verzocht om het verzoek tot spoed uithuisplaatsing te vernietigen dan wel af te wijzen en om het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen.
De vader is het eens met de verzoeken van de GI.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken [naam kind] nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De communicatie en samenwerking tussen de ouders verloopt nog steeds niet goed en [naam kind] heeft last van de strijd tussen de ouders. Hierdoor zit [naam kind] in een loyaliteitsconflict en dat is zorgelijk. Zij laat bij de moeder thuis soms afwerend gedrag zien. [naam kind] mist ook het contact met de vader omdat hij (deels) in Estland woont. De ouders en [naam kind] hebben begeleiding nodig om te leren met de hechtingsproblematiek van [naam kind] om te gaan. Daarnaast hebben de ouders ondersteuning en begeleiding nodig om de communicatie te verbeteren en de onderlinge strijd te stoppen.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van een jaar.
De kinderrechter is van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind] niet langer noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. Er lijkt sprake te zijn geweest van miscommunicatie over de datum waarop [naam kind] van haar logeerpartij bij de grootouders vaderszijde weer zou terugkomen bij de moeder. In ieder geval blijkt uit de door de moeder overgelegde mailwisseling niet van een heldere en eenduidige communicatie vanuit de betrokken jeugdbeschermers. De kinderrechter acht een gesprek bij Enver wel in het belang van de ontwikkeling van [naam kind] , maar dit mag een terugkeer van [naam kind] naar de moeder niet in de weg staan. Daarom zal de kinderrechter de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing opheffen met ingang van 16 mei 2020 om 15.00 uur.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 2 juli 2021;
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
heft de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij een persoon uit het netwerk op met ingang van
16 mei 2020 om 15.00 uur.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 mei 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.