Op 15 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene met een psychische stoornis. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, geboren in Suriname, lijdt aan schizofrenie en een stoornis in het gebruik van middelen, wat leidt tot ernstig nadeel voor haarzelf en anderen. De advocaat van de betrokkene heeft aangevoerd dat de officier van justitie niet ontvankelijk is vanwege een termijnoverschrijding, maar de rechtbank oordeelde dat deze overschrijding geen gevolgen heeft voor de ontvankelijkheid van het verzoek.
De rechtbank heeft de criteria voor verplichte zorg beoordeeld en vastgesteld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn voor de betrokkene. De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, waarbij verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De rechtbank heeft ook bepaald dat het zorgplan moet worden aangepast, omdat het niet voldeed aan de wettelijke eisen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter B. Krijnen en schriftelijk uitgewerkt op 27 mei 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.