ECLI:NL:RBROT:2020:4790

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
C/10/596058 / FA RK 20-3198
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met Alzheimer

Op 11 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met de ziekte van Alzheimer. Het verzoek tot deze machtiging is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 7 mei 2020. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag als de uitspraak, waarbij de rechtbank gebruik maakte van de mogelijkheid om getuigen telefonisch te horen in verband met de coronamaatregelen. De burgemeester van Dordrecht had op 6 mei 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven, wat de basis vormde voor het verzoek van het CIZ.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de cliënt, die niet in staat is om voor zichzelf te zorgen. Dit werd onderbouwd door medische verklaringen en observaties van zorgverleners. De cliënt was recentelijk opgenomen in het ziekenhuis en had te maken met verwardheid en onrust, wat leidde tot een verhoogd risico op verwaarlozing en gevaar voor haar veiligheid. De rechtbank oordeelde dat voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was om het ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende alternatieven beschikbaar waren.

De beschikking verleent de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling tot en met 22 juni 2020. De cliënt verzet zich tegen deze maatregel en geeft aan terug te willen naar haar eigen woning, maar de rechtbank oordeelt dat haar veiligheid en welzijn voorop staan. De beschikking is mondeling gegeven door rechter N. Doorduijn en schriftelijk uitgewerkt door griffier J. Veldthuis.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596058 / FA RK 20-3198
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 11 mei 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] , [geboorteland cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [postcode cliënt] te [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in woon- en zorgcentrum De Merwelanden te Dordrecht,
advocaat mr. R.L.I. Jansen te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 7 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de beschikking van de burgemeester van 6 mei 2020;
 de verklaring van drs. J.B. Kruit, psychiater, van 6 mei 2020;
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 16 april 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 [naam arts] , arts, en [naam verzorgende IG] , verzorgende IG, beiden verbonden aan de Merwelanden;
 [naam zoon cliënt] , zoon van cliënt.

2..Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met de artikelen 38 en 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgermeester ten aanzien van deze cliënt op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Op 6 mei 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Dordrecht ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling genomen.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Cliënt is enkele jaren bekend met de ziekte van Alzheimer. Een aantal dagen geleden is zij opgenomen in het Albert Schweiter Ziekenhuis in Dordrecht nadat zij onwel is geworden. Zij is daar vervolgens positief getest op het coronavirus. In het ziekenhuis nam de onrust en verwardheid toe, waarvoor zij rustgevende medicatie heeft gekregen. Ook wist zij regelmatig niet meer waar zij was, wat zij zojuist had gedaan en kon zij gesprekken moeilijk volgen. In de accommodatie wordt dit gedrag eveneens waargenomen. Cliënt is onvoldoende in staat om voor zichzelf te zorgen, wat in de thuissituatie tot verwaarlozing heeft geleid. Het eten werd door de thuiszorg klaargezet, maar ook toezicht op de inname hiervan was nodig. Daarnaast heeft cliënt pannen op het fornuis laten aanbranden, wat voor brandgevaar heeft gezorgd. De arts verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat het inzetten van thuiszorg onvoldoende is om het ernstig nadeel weg te nemen. Cliënt heeft gedurende de gehele dag zorg en begeleiding nodig.
2.5.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie. Tijdens de mondelinge behandeling geeft cliënt meerdere keren aan dat zij terug wil naar haar eigen woning.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 22 juni 2020.
Deze beschikking is op 11 mei 2020 mondeling gegeven door mr. N. Doorduijn, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Veldthuis, griffier, en op 15 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.