ECLI:NL:RBROT:2020:4797

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
C/10/596155 / FA RK 20-3241
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting van crisismaatregel op basis van Wvggz

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 mei 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot een verzoek van de officier van justitie om de voortzetting van een crisismaatregel. De officier had verzocht om deze voortzetting op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), na een eerdere crisismaatregel die op 8 mei 2020 was opgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf en zijn advocaat, alsook een psychiater en een verslavingsarts van de instelling waar de betrokkene verblijft.

De rechtbank heeft de criteria voor het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel beoordeeld. Er moest sprake zijn van een onmiddellijk dreigend en ernstig nadeel, en er moest een ernstig vermoeden zijn van een psychische stoornis bij de betrokkene. De rechtbank concludeerde dat er op dat moment geen voldoende bewijs was voor een vermoeden van een psychische stoornis, ondanks de verschillende verklaringen van de psychiater en de verslavingsarts. De verslavingsarts vermoedde wel een psychische stoornis, maar de psychiater was van mening dat er onvoldoende aanwijzingen waren.

Daarnaast stelde de rechtbank vast dat er op dat moment geen onmiddellijk dreigend en ernstig nadeel meer was, aangezien de woning van de betrokkene inmiddels was leeggehaald en hij niet terug zou keren naar een onhoudbare situatie. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek om voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596155 / FA RK 20-3241
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 11 mei 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats berokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes, locatie Bouman te Rotterdam,
advocaat mr. D.S. Lösing te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 8 mei 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 8 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 8 mei 2020;
 de medische verklaring opgesteld door drs. A.F.R.R. van Reijsen, psychiater, van 7 mei 2020;
 de relevante politiegegevens en de strafvorderlijke- en justitiële gegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was
 betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
 [naam psychiater] , psychiater, [naam verslavingsarts] , verslavingsarts, beiden verbonden aan Antes, locatie Bouman.
1.3.
De officier is telefonisch niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen. Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.2.
Aanvankelijk werd vermoed dat er sprake was van een stoornis in het gebruik van alcohol of van een waan- of persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank kan op dit moment niet vaststellen dat er sprake is van een ernstig vermoeden dat betrokkene een dergelijke stoornis heeft. De verslavingsarts heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat er geen alcoholproblematiek kan worden vastgesteld: betrokkene was niet onder invloed van alcohol toen hij binnenkwam en hij vertoont in de instelling geen ontwenningsverschijnselen. Over het vermoeden dat betrokkene een waan- of persoonlijkheidsstoornis heeft, is door de psychiater en de verslavingsarts op de zitting wisselend verklaard. De psychiater heeft verklaard aan dat er bij betrokkene weliswaar oordeels- en kritiekstoornissen zijn, maar dat er onvoldoende aanwijzingen zijn om te spreken van een vermoeden van een psychische stoornis in de zin van de Wvggz. De verslavingsarts ziet dit anders, zij vermoedt wel dat er sprake is van een psychische stoornis. Deze inschatting is in overwegende mate gebaseerd op de toestand van de woning van betrokkene: die was buitengewoon vervuild. Gelet op de verklaring van de psychiater staat voor de rechtbank niet vast dat er sprake is van een vermoedelijke waan- of persoonlijkheidsstoornis.
De rechtbank stelt vast dat niet voldaan is aan het wettelijke vereiste dat er een ernstig vermoeden is dat de betrokkene een psychische stoornis heeft.
2.1.3.
Bovendien is er op dit moment geen sprake meer van een onmiddellijk dreigend en ernstig nadeel. Een dergelijk nadeel bestond terdege ten tijde van de crisismaatregel – de woning van betrokkene was in zeer vergaande mate vervuild – maar die woning is inmiddels leeggehaald en de verhuurder heeft besloten dat betrokkene niet terug mag keren naar deze woning. Kortom, betrokkene keert niet terug in een onhoudbare situatie. Het is denkbaar dat zijn nieuwe woning, indien daar geen toezicht op plaatsvindt, wederom vervuild zal raken. Maar dat is – los van de vraag of er dan wel een vermoeden van een psychische stoornis vastgesteld kan worden – niet zo urgent dat daarvoor een crisismaatregel aangewezen is.
2.1.4.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel af.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 11 mei 2020 mondeling gegeven door mr. N. Doorduijn, rechter, in tegenwoordigheid van J. Veldthuis, griffier, en op 15 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.