In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 mei 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 12 juni 2019 en zou aflopen op 28 mei 2020. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van twaalf maanden, alsook om een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader van [voornaam minderjarige]. Daarnaast vroeg de GI om wijziging van de omgangsregeling die op 18 juli 2019 was vastgesteld.
De kinderrechter heeft de betrokkenen telefonisch gehoord, aangezien er vanwege de coronamaatregelen geen fysieke zitting kon plaatsvinden. De moeder van [voornaam minderjarige], bijgestaan door haar advocaat mr. M. Verschoor, voerde verweer tegen de verzoeken van de GI. De vader, bijgestaan door mr. F. Pool, steunde de verzoeken van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige], die momenteel geen contact wil met haar moeder. De kinderrechter oordeelde dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is dat er onbelast contact met beide ouders is, maar dat het niet realistisch is om haar te verplichten om bij haar moeder te verblijven.
De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI tot uithuisplaatsing en wijziging van de omgangsregeling afgewezen, maar heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 14 mei 2021. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 26 mei 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.