ECLI:NL:RBROT:2020:4842

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595207 / FA RK 20-2767
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voortzetting crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam

Op 22 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier verzocht om voortzetting van de op 19 april 2020 opgelegde crisismaatregel voor een betrokkene die momenteel verblijft in Yulius, locatie de Gantel te Sliedrecht. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum, waarbij de betrokkene en zijn advocaat, mr. S. Kandemir, telefonisch zijn gehoord. De officier was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.

De rechtbank beoordeelde de situatie aan de hand van de criteria uit de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Er was sprake van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, onder andere levensgevaar, als gevolg van het gedrag van de betrokkene, die psychotische kenmerken vertoonde en geen ziektebesef had. De rechtbank oordeelde dat de crisissituatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. De rechtbank achtte verplichte zorg noodzakelijk, waaronder het toedienen van medicatie en opname op een gesloten afdeling.

De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die geldig is tot en met 13 mei 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. B.E. Dijkers in aanwezigheid van griffier mr. J. Smolders en is op 28 april 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595207 / FA RK 20-2767
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 22 april 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene]
thans verblijvende in Yulius, locatie de Gantel te Sliedrecht,
advocaat mr. S. Kandemir te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen op 20 april 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 19 april 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van
  • de medische verklaring opgesteld door A. Maras, psychiater, van 19 april 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 22 april 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
  • betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat, en
  • [naam a.i.o.] , arts in opleiding tot psychiater, verbonden aan Yulius.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op onder andere levensgevaar en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Voor de opname heeft betrokkene een auto-ongeluk gehad. Betrokkene is in verwarde en ontremde staat gaan rijden en is toen met hoge snelheid tegen de vangrail geklapt waardoor de auto midden op de rijbaan terecht kwam. Met dergelijk gedrag is betrokkene niet alleen een gevaar voor zichzelf maar ook voor anderen. De arts in opleiding verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat betrokkene psychotische kenmerken heeft en geen ziektebesef en -inzicht. Ook op de afdeling is sprake van verbale ontremming jegens andere cliënten en personeel.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een manische episode met psychotische symptomen.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles (dit houdt voor betrokkene in antipsychotica, sederende medicatie en bloedtesten i.v.m. zijn medicatie);
  • het beperken van de bewegingsvrijheid (opname op een gesloten afdeling);
  • het insluiten (zo beperkt als mogelijk);
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene (zonder technische hulpmiddelen);
  • het opnemen in een accommodatie.
De rechtbank wijst daarmee naast in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg het beperken van de bewegingsvrijheid als vorm van verplichte zorg toe. Daarvoor is mede van belang dat opname op een gesloten afdeling minder bezwarend voor betrokkene wordt geacht dan insluiting.
2.2.2.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Betrokkene geeft aan dat hij geen medicatie wil innemen en niet wil worden opgesloten in de separeerruimte. De arts in opleiding verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat betrokkene ambivalent is in het willen innemen van medicatie en dat verblijf in de separeerruimte vanwege het gedrag van betrokkene tot nu toe wel nodig is gebleken. De advocaat van betrokkene betoogt dat betrokkene vrijwillig zijn medicatie wil innemen en in de accommodatie wil verblijven zolang hij niet in de separeer hoeft. Gelet op de medische verklaring en de toelichting van de arts in opleiding oordeelt de rechtbank dat betrokkene onvoldoende blijk geeft van de nodige bereidheid tot vrijwillig verblijf in de accommodatie en inname van medicatie. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.3.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1 kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 13 mei 2020.
Deze beschikking is op 22 april 2020 mondeling gegeven door mr. B.E. Dijkers, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Smolders, griffier en op 28 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.