ECLI:NL:RBROT:2020:4852

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595896 / FA RK 20-3115
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voortzetting crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie

Op 6 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene die op 2 mei 2020 een crisismaatregel opgelegd kreeg, waarna de officier op 4 mei 2020 verzocht om voortzetting van deze maatregel. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 mei 2020, waarbij de betrokkene en zijn advocaat, mr. P.M. Tillema, telefonisch gehoord werden, evenals twee zorgverleners van Parnassia Groep. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.

De rechtbank beoordeelde of er sprake was van onmiddellijk dreigend nadeel en of de crisismaatregel gerechtvaardigd was. De betrokkene vertoonde manisch gedrag en had een psychische stoornis, wat leidde tot een risico op ernstige materiële schade en gevaar voor de veiligheid van anderen. De rechtbank oordeelde dat de situatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die een geldigheidsduur had van drie weken. De rechtbank achtte de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk, ondanks het verzet van de betrokkene tegen de opname en de zorgmaatregelen.

De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M. de Geus en schriftelijk uitgewerkt op 14 mei 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595896 / FA RK 20-3115
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 6 mei 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Parnassia Groep, locatie Poortmolen te Capelle aan den IJssel,
advocaat mr. P.M. Tillema te Capelle aan den IJssel.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen op 4 mei 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 2 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van
  • de medische verklaring opgesteld door drs. C. van Tuijl, psychiater, van
  • de gegevens over een eerder afgegeven machtiging op grond van de Wet Bopz;
  • de relevante politiegegevens;
  • het bericht dat er geen strafvorderlijke- en justitiële gegevens voor betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
  • betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
  • R.J. Boef, arts-assistent, en
  • C. van Heusden, verpleegkundige, beiden verbonden aan Parnassia Groep.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige materiële schade, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Betrokkene was voorafgaand aan de huidige opname al jaren in ambulante behandeling en gebruikte al jaren Haldol en Lithium. Hij is door de politie naar de accommodatie gebracht nadat hij spullen van zijn balkon aan het gooien was en stemmen hoorde in zijn hoofd. Tijdens de opname moest betrokkene worden gesepareerd, bleek zijn lithiumspiegel en kaliumspiegel te laag, en is zijn medicatie Haldol verhoogd van 1 milligram naar 5 milligram waarna hij geen stemmen meer zegt te horen. Ook is betrokkene, volgens de arts-assistent ter zitting, een stuk rustiger dan bij binnenkomst in de accommodatie. Maar er is, aldus de arts-assistent, nog sprake van een manie en betrokkene maakt ook een gespannen indruk. Daarnaast heeft betrokkene geen ziektebesef. Hij ziet niet goed in wat de reden is dat hij de medicatie moet slikken. Voorts heeft betrokkene aangegeven al zijn geld te zullen opnemen bij zijn bewindvoerder maar kon hij vervolgens niet uitleggen waarom hij dit geld nodig heeft. Betrokkene is bekend met cannabisgebruik en rookte naar eigen zeggen voor de opname twee tot drie joints per dag waarvan hij aangeeft dat dat moet kunnen, maar had na zijn eerdere opname eerst jaren geen drugs meer gebruikt. De arts-assistent acht een opname in de accommodatie noodzakelijk vanwege het manische toestandsbeeld op dit moment en voor het goed instellen van de medicatie, nu zowel de lithiumspiegel als de kaliumspiegel niet in orde zijn en het effect van een hogere lithiumspiegel nog moet blijken. Uit contact met de ambulante behandelaar van betrokkene kan mogelijk nog blijken waar de te lage lithiumspiegel mee te maken heeft.
2.2.
De advocaat van betrokkene voert primair ter zitting aan dat geen sprake is van ernstig nadeel. De rechtbank gaat voorbij aan dit verweer en oordeelt, mede gelet op de toelichting van de arts-assistent, dat sprake is van de drie vormen van ernstig nadeel zoals vermeld onder rechtsoverweging 2.1.3. Hierbij acht de rechtbank de diverse incidenten, blijkend uit het dossier, die zich hebben afgespeeld voorafgaand aan de opname van belang, en wordt meegewogen dat betrokkene al zijn geld wilde opnemen bij de bewindvoerder maar niet kon aangeven waar hij het voor nodig had.
2.2.1.
Vermoed wordt dat voormeld nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van manisch psychotisch toestandsbeeld.
2.2.2.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.3.
Verplichte zorg
2.3.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het insluiten;
  • het onderzoek aan kleding of lichaam;
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • het opnemen in een accommodatie.
De advocaat van betrokkene bepleit subsidiair ter zitting dat de verzochte vormen van verplichte zorg: toedienen van medicatie en het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen, niet noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel af te wenden omdat betrokkene vrijwillig zijn medicatie inneemt en binnen de accommodatie geen drugs gebruikt. De rechtbank gaat voorbij aan dit verweer gelet op het drugsgebruik voorafgaand aan de opname, en gelet op betrokkenes toestandsbeeld in combinatie met de mededeling van de arts-assistent dat goed ziektebesef bij betrokkene ontbreekt en dat niet duidelijk is of betrokkenes medewerking blijvend is. Gelet hierop acht de rechtbank ook deze vormen van verplichte zorg noodzakelijk.
2.3.2.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Betrokkene geeft aan dat hij niet opgenomen wil zijn in de accommodatie.
2.3.3.
Voor de toegewezen vormen van verplichte zorg zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Verder is de voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.4.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1 kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 27 mei 2020.
Deze beschikking is op 6 mei 2020 mondeling gegeven door mr. M. de Geus, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Smolders, griffier en op 14 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.