ECLI:NL:RBROT:2020:4855

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
C/10/596307 / FA RK 20-3301
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voortzetting crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam

Op 13 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier verzocht om voortzetting van de op 11 mei 2020 opgelegde crisismaatregel voor een betrokkene die thans verblijft in het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag, waarbij de betrokkene, haar advocaat, en verschillende medische professionals telefonisch zijn gehoord vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, die bijna twintig weken zwanger is en suïcidegedachten heeft. De rechtbank oordeelde dat de situatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die een geldigheidsduur heeft van drie weken. De rechtbank bepaalde dat de noodzakelijke vormen van verplichte zorg, zoals het beperken van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie, kunnen worden getroffen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt door griffier J. Smolders.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596307 / FA RK 20-3301
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 13 mei 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in het Erasmus Medisch Centrum, locatie Molewaterplein te Rotterdam,
advocaat mr. M.H. de Lange te Vlaardingen.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen op 12 mei 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 11 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van
  • de medische verklaring opgesteld door S. Geldermans, psychiater, van
  • de gegevens over eventueel eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz, en
  • het bericht dat er geen relevante politiegegevens en de strafvorderlijke- en justitiële gegevens voor betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn conform artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
  • betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
  • R.H. Bouhuis, arts, en
  • K. Koorengevel, psychiater, beiden, verbonden aan Erasmus Medisch Centrum;
  • [naam] , partner van betrokkene.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een persoon een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van een persoon als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene in de voorliggende zaak sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel en de situatie dat de algemene veiligheid van personen in gevaar is.
Betrokkene is bijna twintig weken zwanger en verklaart ter zitting dat ze bij veel spanning last heeft van dissociatie waardoor ze geen controle meer heeft over haar handelen. Tijdens de opname is sprake van automutilatie waarbij betrokkene zichzelf in haar buik heeft geslagen. Dit gedrag kan ernstige gevolgen hebben voor zowel betrokkene zelf als haar ongeboren kind. De arts verklaart ter zitting dat betrokkene suïcidegedachten heeft. Op dit moment is nog geen sprake van voldoende ambulante begeleiding en wordt een plan opgesteld om een zo veilig mogelijke thuissituatie voor betrokkene te creëren. Zowel de arts als de psychiater achten een opname in de accommodatie noodzakelijk totdat in de thuissituatie ambulante zorg is geregeld.
2.1.4.
Vermoed wordt dat voormeld nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een posttraumatische stressstoornis. Eerder zijn bij betrokkene een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, dysthyme stoornis en een depressieve stoornis vastgesteld.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het beperken van de bewegingsvrijheid (zo kort mogelijk, in afwachting van ambulante zorg);
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen (vanwege suïcidegevaar, ook in de thuissituatie);
  • het opnemen in een accommodatie (zo kort mogelijk).
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd of de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.2.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg en geeft ter zitting meerdere malen aan dat ze naar huis wil met ambulante zorg.
2.2.3.
Voor de toegewezen vormen van verplichte zorg zijn naar het oordeel van de rechtbank geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Voort is de voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1 kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 3 juni 2020.
Deze beschikking is op 13 mei 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Smolders, griffier en op 19 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.