ECLI:NL:RBROT:2020:4857

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595935 / FA RK 20-3135
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

Op 13 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek van het CIZ voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt in een geregistreerde accommodatie, zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoekschrift van het CIZ was ingekomen op 4 mei 2020, vergezeld van diverse bijlagen, waaronder een indicatiebesluit en medische verklaringen. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum, waarbij de cliënt en haar advocaat, alsook zorgprofessionals, telefonisch werden gehoord vanwege de coronamaatregelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een neurocognitieve stoornis, dementie, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op lichamelijk letsel en verwaarlozing. De rechtbank oordeelde dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen, aangezien er geen minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar zijn. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, concludeerde de rechtbank dat de criteria voor een rechterlijke machtiging zijn vervuld.

De rechtbank verleent de machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden, tot en met 13 november 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 19 mei 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595935 / FA RK 20-3135
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 13 mei 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Verpleeghuis Careyn, locatie Torenhoeve te Hellevoetsluis,
advocaat mr. J. Oversluizen te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen op 4 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door S.F. Valdink, specialist ouderengeneeskunde, van 22 april 2020;
  • de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 3 maart 2020;
  • de verklaring van de zorgaanbieder van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 24 april 2020;
  • het zorgplan van 14 november 2019;
  • een afschrift van de beschikking waarbij mentorschap is ingesteld en een afschrift van de beschikking waarbij een mentor is benoemd.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn conform artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
  • cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
  • M.I. de Assis, specialist ouderengeneeskunde, en
  • J. van Munster, verpleegkundige, beiden verbonden aan Verpleeghuis Careyn;
  • R. van Galen, mentor.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een neurocognitieve stoornis, dementie.
2.3.
Deze aandoening leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige materiële schade, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang.
Uit het verleden blijkt dat cliënt in haar thuissituatie niet goed voor zichzelf zorgde en dat zij gevaarlijk gedrag vertoonde, zoals het laten aanstaan van gas waardoor ontploffingsgevaar ontstond. Verder volgt uit de medische voorgeschiedenis dat cliënt onder andere bekend is met hyponatriëmie waardoor het van belang is dat cliënt een vochtbeperking hanteert omdat zij anders toenemend verward raakt en somatisch in gevaar komt. Cliënt heeft echter geen ziektebesef en -inzicht en geen steunsysteem dat hierin kan voorzien. De specialist ouderengeneeskunde verklaart ter zitting dat cliënt structuur en toezicht nodig heeft. Dit beeld wordt door de verpleegkundige ter zitting bevestigd. Zij voegt hieraan toe dat cliënt door de structuur en toezicht goed functioneert op de afdeling. De specialist ouderengeneeskunde acht ter voorkoming van het ernstig nadeel een rechtelijke machtiging noodzakelijk omdat cliënt 24-uurs zorg nodig heeft.
2.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt geeft meerdere keren ter zitting aan dat ze naar huis wil.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 13 november 2020.
Deze beschikking is op 13 mei 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Smolders, griffier en op 19 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.