Op 13 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek van het CIZ voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt in een geregistreerde accommodatie, zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoekschrift van het CIZ was ingekomen op 4 mei 2020, vergezeld van diverse bijlagen, waaronder een indicatiebesluit en medische verklaringen. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum, waarbij de cliënt en haar advocaat, alsook zorgprofessionals, telefonisch werden gehoord vanwege de coronamaatregelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een neurocognitieve stoornis, dementie, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op lichamelijk letsel en verwaarlozing. De rechtbank oordeelde dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen, aangezien er geen minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar zijn. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, concludeerde de rechtbank dat de criteria voor een rechterlijke machtiging zijn vervuld.
De rechtbank verleent de machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden, tot en met 13 november 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 19 mei 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.