ECLI:NL:RBROT:2020:4867

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
C/10/593587 / FA RK 20-1940
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie

Op 24 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier had op 20 maart 2020 een verzoekschrift ingediend om de op 19 maart 2020 opgelegde crisismaatregel voort te zetten, zoals geregeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene en haar advocaat, alsook enkele zorgprofessionals van Yulius. De officier van justitie was niet ter zitting aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting op het verzoek nodig achtte.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de officier niet-ontvankelijk is in zijn verzoek. Dit is gebaseerd op artikel 7:8 Wvggz, dat bepaalt dat de rechtbank binnen drie dagen na indiening van het verzoekschrift moet beslissen. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat er sprake was van termijnoverschrijding, aangezien de rechtbank uiterlijk op 23 maart 2020 had moeten beslissen. De rechtbank heeft deze argumentatie gevolgd en geconcludeerd dat de officier niet-ontvankelijk is, waardoor er geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek plaatsvond.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en is op 3 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend door griffier J. Smolders. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593587 / FA RK 20-1940
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 24 maart 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Yulius, locatie de Gantel 5 en 6 te Sliedrecht,
advocaat mr. H.J. Naber te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen op 20 maart 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 19 maart 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van
  • de medische verklaring opgesteld door drs. M.I.M.E. Koster, psychiater, van
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wvggz, en
  • de relevante politiegegevens gegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 maart 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
  • betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
  • A. Voogt, psychiater, E. Jonkman, arts en S. Olsthoorn, verpleegkundige, allen verbonden aan Yulius.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een persoon een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze persoon op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen. De geldigheidsduur van de crisismaatregel bedraagt ten hoogste drie dagen. De officier dient uiterlijk op de dag na de datum van ontvangst van de stukken, als bedoeld in artikel 7:2 Wvggz, bij de rechter een verzoekschrift in voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Op grond van artikel 7:8 Wvggz beslist de rechter binnen drie dagen, te rekenen vanaf de dag na die van het indienen van het verzoekschrift door de officier, op het verzoekschrift van de officier.
2.2.
De advocaat voert ter zitting aan dat op grond van artikel 7:8 Wvggz sprake is van termijnoverschrijding. De advocaat stelt dat het verzoek uiterlijk op 23 maart 2020 door de rechtbank behandeld had moeten worden. Derhalve verzoekt de advocaat het verzoek af te wijzen en de officier niet-ontvankelijk te verklaren.
2.3.
In het onderhavige geval is ten aanzien van betrokkene op 20 maart 2020 door de officier een verzoekschrift ingediend. Op basis van artikel 7:8 Wvggz had de rechtbank hier binnen drie dagen, en dus uiterlijk op 23 maart 2020, op moeten beslissen. Derhalve is de officier niet-ontvankelijk in het onderhavige verzoek.
2.4.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het verzoek.

3..Beslissing

De rechtbank verklaart de officier niet-ontvankelijk in het verzoek.
Deze beschikking is op 24 maart 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Smolders, griffier op 3 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.