Op 24 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier had op 20 maart 2020 een verzoekschrift ingediend om de op 19 maart 2020 opgelegde crisismaatregel voort te zetten, zoals geregeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene en haar advocaat, alsook enkele zorgprofessionals van Yulius. De officier van justitie was niet ter zitting aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting op het verzoek nodig achtte.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de officier niet-ontvankelijk is in zijn verzoek. Dit is gebaseerd op artikel 7:8 Wvggz, dat bepaalt dat de rechtbank binnen drie dagen na indiening van het verzoekschrift moet beslissen. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat er sprake was van termijnoverschrijding, aangezien de rechtbank uiterlijk op 23 maart 2020 had moeten beslissen. De rechtbank heeft deze argumentatie gevolgd en geconcludeerd dat de officier niet-ontvankelijk is, waardoor er geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek plaatsvond.
De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en is op 3 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend door griffier J. Smolders. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.