In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 mei 2020 een beschikking gegeven inzake de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [voornaam kind], geboren in 2002. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI), de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, aanwezig waren. De GI had verzocht om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een periode van zes maanden, omdat [voornaam kind] niet naar huis kan en ook niet zelfstandig kan wonen. Dit verzoek werd gedaan kort voor zijn 18e verjaardag, en de GI heeft aangegeven dat er geen alternatieven zijn voor zijn verblijf.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over [voornaam kind], die lijdt aan een licht verstandelijke beperking en gediagnosticeerd is met PDD-NOS en diabetes mellitus. Hij vertoont wegloopgedrag en is recentelijk betrokken geweest bij een strafbaar feit. De kinderrechter oordeelde dat de gesloten jeugdhulp noodzakelijk is om te voorkomen dat [voornaam kind] zich aan de hulp onttrekt en om zijn ontwikkeling te waarborgen. De kinderrechter heeft de machtiging gesloten jeugdhulp verleend tot uiterlijk 17 oktober 2020, met de nadruk op het belang van het vinden van een passende vervolgplek voor [voornaam kind].
De advocaat van [voornaam kind] heeft bezwaar gemaakt tegen de verlenging van de machtiging, omdat er geen instemming van de jeugdige is en er geen duidelijke plannen zijn voor zijn toekomst. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden uitzonderlijk zijn en dat de machtiging noodzakelijk is voor de veiligheid en ontwikkeling van [voornaam kind]. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er extra aandacht moet zijn voor de vrijheden van [voornaam kind] binnen de gesloten jeugdhulp.