ECLI:NL:RBROT:2020:4876

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
4 juni 2020
Zaaknummer
C/10/581895 / JE RK 19-2827
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 20 mei 2020 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet over voldoende pedagogische vaardigheden beschikken om aan de specifieke opvoedingsbehoeften van de kinderen te voldoen. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 23 mei 2020, maar de kinderrechter heeft nu besloten deze te verlengen tot 23 november 2020. De GI heeft verzocht om deze verlenging, omdat de communicatie tussen de moeder en de pleegouders is verbeterd, maar de vader niet op afspraken verschijnt. De moeder heeft positieve ontwikkelingen doorgemaakt, maar de kinderrechter oordeelt dat de situatie nog niet zodanig is dat thuisplaatsing in het belang van de kinderen zou zijn. De beschikking is mondeling gegeven door de kinderrechter en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/581895 / JE RK 19-2827
datum uitspraak: 20 mei 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2006 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2009 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,

[naam pleegouders] ,

hierna te noemen de pleegouders, wonende te [woonplaats pleegouders] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 5 november 2019 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de brief met bijlagen van de GI van 2 april 2020, ingekomen bij de griffie op 8 april 2020.
Op 20 mei 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige 1] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.P. Kloppenburg,
- de pleegouders,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven bij de pleegouders.
Bij beschikking van 5 november 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 23 mei 2020. De kinderrechter heeft bij beschikking van 5 november 2019 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij [naam pleegouders] verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Thans resteert de beslissing over de periode tot 23 november 2020.
De GI heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Na onderzoek door het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD) is beslist dat een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij een van de beide ouders niet meer aan de orde is.
De afgelopen periode is de communicatie en samenwerking tussen de moeder en de pleegouders sterk verbeterd. Wanneer dit zo blijft lopen, zou de casus mogelijk kunnen worden overgedragen naar het vrijwillig kader. De vader is echter ook belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] waardoor communicatie en samenwerking met hem ook van belang en noodzakelijk is. De vader verschijnt echter niet op afspraken. De komende periode zal worden benut om mogelijkheden te vinden waarop toch communicatie kan plaatsvinden. Daarnaast zal moeten worden bezien hoe vorm kan worden gegeven aan de omgang tussen de moeder en de kinderen. Tussen haar en de kinderen is nu namelijk sprake van een vrij beperkte omgang. Onderzocht zal worden of logeermomenten bij de moeder ook mogelijk zijn, nu er meer rust en stabiliteit is.

Het standpunt van de belanghebbenden

Door en namens de moeder is aangegeven dat zolang de ondertoezichtstelling loopt, er moet worden gewerkt naar een thuisplaatsing. Het KSCD-onderzoek dat aan de beslissing rondom het perspectief van de kinderen ten grondslag ligt, is slechts een momentopname geweest. En op dit moment was de moeder zeer zenuwachtig en was haar situatie anders dan hoe die nu is. De moeder had gehoopt dat na de zitting van 5 november 2019 een aanvullend onderzoek zou volgen, maar er is enkel een nadere toelichting gegeven op het KSCD-onderzoek. De ontwikkelingen die de moeder heeft doorgemaakt, zijn hierin niet meegenomen. De moeder heeft inmiddels een baan, een nieuwe partner die haar ondersteunt en meer rust. In de nadere toelichting, als bijlage gevoegd bij de brief van de GI van 2 april 2020, wordt de voorspelling gedaan dat in de affectieve vaardigheden van de moeder weinig verandering kan worden gebracht. Een voorspelling is echter onvoldoende om een beslissing op te kunnen nemen.
De omgang tussen de kinderen en de moeder moet worden opgebouwd zodat kan worden bezien hoe de moeder de zorg oppakt. De moeder is van mening dat zij voldoende leerbaar is en in elk geval een groot deel van de zorg voor de kinderen met behulp van de hulpverlening zou kunnen dragen. Het is wenselijk dat wordt gewerkt naar een soort co-ouderschap met de pleegouders.
De pleegouders hebben aangegeven niet met de vader te communiceren. De kinderen zien hun vader wel en gaan ook zelf naar hem toe. Ook gaan de kinderen langer en frequenter naar de moeder dan de vastgestelde omgang van drie uur in de twee weken.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Door het KSCD is onderzoek verricht naar de vaardigheden van de ouders. De conclusie luidde dat de ouders niet over voldoende pedagogische vaardigheden beschikken om aan te sluiten bij de specifieke opvoedingsbehoeften van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Bij beschikking van 5 november 2019 heeft de kinderrechter de GI de opdracht gegeven meer duidelijkheid te creëren over de mogelijkheden van de ouders om met de juiste hulpverlening en ondersteuning wel aan te kunnen sluiten bij de behoeften van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Het onderzoek is vervolgens door het KSCD nader onderbouwd. Uit deze onderbouwing blijkt dat de pedagogische en affectieve vaardigheden van de ouders beperkt zijn. De pedagogische vaardigheden zouden met video-interactiebegeleiding en intensieve gezinsbegeleiding kunnen worden versterkt. Aan de beperkingen in de affectieve vaardigheden liggen echter beperkingen in het cognitieve vaardighedenprofiel van beide ouders ten grondslag waardoor deze weinig veranderbaar zijn. Hierdoor zullen de ouders ook met hulp en ondersteuning niet in staat zijn bij de kinderen aan te sluiten. De vader heeft inmiddels laten weten af te zien van zijn wens om de kinderen bij hem thuisgeplaatst te krijgen. Hij heeft de afweging gemaakt dat het in het belang van de kinderen is om in te zetten op een zo goed mogelijke omgang en daarom besloten de strijd over de thuisplaatsing te staken.
De moeder heeft in de afgelopen periode een positieve ontwikkeling laten zien. Zij heeft meer rust en stabiliteit gecreëerd. Op dit moment verloopt ook de samenwerking tussen de moeder en de pleegouders goed. De omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen is vastgesteld op eens per twee weken een bezoek van drie uur, maar kennelijk is de situatie bij de moeder al zozeer verbeterd dat de omgang is uitgebreid. De moeder wenst met de hulpverlening verder aan de slag te gaan. Het verdient aanbeveling om die ontwikkeling vast te houden en voort te zetten. Hierbij dienen de belangen van de kinderen leidend zijn. Waar dit toe leidt, is nog onbekend. De komende periode zal worden gericht op de uitbreiding van de omgang met de moeder. Enkel op deze wijze kan duidelijkheid worden gecreëerd over de grenzen en mogelijkheden.
Op dit moment ligt het perspectief van de kinderen echter bij de pleegouders en daarover dient duidelijkheid te bestaan. Het is in het belang van de kinderen dat zij weten dat zij bij de pleegouders zullen verblijven. Op de vraag van de kinderrechter heeft het KSCD antwoord gegeven: de ouders kunnen mogelijk werken aan hun pedagogische vaardigheden, maar schieten blijvend tekort op het affectieve vlak. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] stellen hoge eisen aan hun opvoeders en daaraan kan moeder, ook met opvoedondersteuning, niet voldoen. Die conclusie is onderbouwd en de moeder stelt daar vooral haar wens en hoop tegenover. Dat is begrijpelijk, maar te weinig. De situatie is ontegenzeggelijk verbeterd, maar niet zodanig dat de kinderrechter thuisplaatsing nu in het belang van de kinderen zou zijn.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengen voor de duur van zes maanden. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 23 november 2020;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij [naam pleegouders] tot 23 november 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. de Roo als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 mei 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.