ECLI:NL:RBROT:2020:4901

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
4 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595617 / JE RK 20-1170, C/10/596168 / JE RK 20-1277 en C/10/596169 / JE RK 20-1278
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging voorlopige voogdij en ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige voogdij en ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de voorlopige voogdij beëindigd en een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing uitgesproken. De zaak vond plaats in het kader van de coronamaatregelen, waardoor er geen fysieke zitting kon plaatsvinden. De partijen zijn telefonisch gehoord, waaronder de moeder van [voornaam minderjarige] en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.

De Raad voor de Kinderbescherming had eerder verzocht om de GI te belasten met de voorlopige voogdij over [voornaam minderjarige], die in een pleeggezin verbleef. De moeder had aanvankelijk besloten om [voornaam minderjarige] voor adoptie af te staan, maar kwam op haar beslissing terug en wilde nu zelf voor het kind zorgen. De kinderrechter oordeelde dat, gezien de omstandigheden, de voorlopige voogdij niet langer noodzakelijk was en dat de moeder weer belast werd met het gezag.

De kinderrechter stelde vast dat er een ernstig vermoeden bestond van een acute en ernstige bedreiging voor [voornaam minderjarige], wat een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk maakte. De machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling op 21 juli 2020, waarbij de Raad, de GI en de moeder opnieuw gehoord zullen worden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/595617 / JE RK 20-1170, C/10/596168 / JE RK 20-1277 en C/10/596169 / JE RK 20-1278
datum uitspraak: 8 mei 2020
beschikking beëindiging voorlopige voogdij, voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2020 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 26 april 2020 en de daarin genoemde stukken,
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 7 mei 2020, ingekomen bij de griffie op
7 mei 2020.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het Covid 19-(corona)virus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020
www.rechtspraak.nlis gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De partijen zijn in de gelegenheid gesteld om door de kinderrechter telefonisch gehoord te worden.
Op 8 mei 2020 heeft de kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, in een groepsgesprek telefonisch gehoord:
- de moeder,
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam vertegenwoordiger] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), mw. [naam vertegenwoordigster] .
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en een beslissing te kunnen nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.

De feiten

De GI is bij beschikking van 26 april 2020 belast met de voorlopige voogdij over [voornaam minderjarige] .
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.

De verzoeken

De Raad heeft op 26 april 2020 verzocht de GI te belasten met de voorlopige voogdij over [voornaam minderjarige] . Dit verzoek is bij beschikking van 26 april 2020 toegewezen door de kinderrechter.
Op 7 mei 2020 heeft de Raad een verzoek tot wijziging ingediend, inhoudende dat een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] , voorafgaan door een voorlopige ondertoezichtstelling wordt verzocht voor de duur van drie maanden. Tevens wordt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
De rechtbank heeft het verzoek van de Raad opgevat als een verzoek tot beëindiging van de voorlopige voogdij. Ter zitting heeft de Raad bevestigd dat verzocht wordt de voorlopige voogdij te beëindigen en heeft de Raad het verzoek tot een (voorlopige) ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing gehandhaafd.
De moeder had weloverwogen besloten om [voornaam minderjarige] na de geboorte af te staan voor adoptie. [voornaam minderjarige] is op 25 april 2020 geboren. [voornaam minderjarige] verblijft momenteel in een pleeggezin. Afgelopen week is de moeder van gedachten veranderd. Zij voelt een band met [voornaam minderjarige] en heeft de wens om voor [voornaam minderjarige] te zorgen. De komende periode zal de Raad verder onderzoek doen naar de situatie en het perspectief van [voornaam minderjarige] bekijken. Zorgelijk is dat de moeder op dit moment nog geen woonruimte heeft. Gelet op de zeer jonge leeftijd van [voornaam minderjarige] moet een terugplaatsing naar de moeder op een zo kort mogelijk termijn plaatsvinden.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De GI vindt het fijn dat de moeder zelf voor [voornaam minderjarige] wil zorgen. De GI wil samen met de moeder bekijken hoe dit gerealiseerd kan worden en wat daarvoor nodig is. De moeder heeft één bezoek gehad met [voornaam minderjarige] . De moeder zal minimaal één keer per week begeleid bezoek hebben met [voornaam minderjarige] , zodat er een band tussen de moeder en [voornaam minderjarige] kan ontstaan.
De moeder is het eens met het verzoek. Het gaat goed. De moeder is op zoek naar werk. De moeder is blij met de hulpverlening. De moeder wil [voornaam minderjarige] zo snel mogelijk bij haar hebben.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en hetgeen de partijen telefonisch naar voren hebben gebracht, is gebleken dat de moeder in eerste instantie afstand wilde doen van [voornaam minderjarige] . Bij beschikking van 26 april 2020 is op verzoek van de Raad een voorlopige voogdij uitgesproken voor de duur van drie maanden. De moeder heeft echter afgelopen week aangegeven dat zij zelf [voornaam minderjarige] wil opvoeden en verzorgen. De komende periode zal onderzocht worden hoe [voornaam minderjarige] op een veilige manier op zo kort mogelijke termijn terug kan gaan naar de moeder. De kinderrechter is daarom van oordeel dat een voorlopige voogdij niet meer noodzakelijk is en zal de voorlopige voogdij per heden beëindigen. De moeder is van rechtswege weer belast met het gezag.
Aangezien er momenteel sprake is van een kwetsbare situatie, is de kinderrechter van oordeel dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [voornaam minderjarige] weg te nemen. [voornaam minderjarige] zal voorlopig onder toezicht worden gesteld voor een termijn van drie maanden (artikel 1:257 BW).
Omdat [voornaam minderjarige] sinds de dag van haar geboorte in een pleeggezin verblijft, is ook een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
beëindigt de voorlopige voogdij over [voornaam minderjarige] ;
stelt [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 8 mei 2020 tot
8 augustus 2020;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 8 mei 2020 voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 8 augustus 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te bepalen op het verzoek van de Raad:

houdt de beslissing betreffende de definitieve ondertoezichtstelling aan en bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI en de moeder in deze zaak zal plaatsvinden op
21 juli 2020 om 10:00 uurin het gerechtsgebouw te
Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI en de moeder;
verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde datum aan de kinderrechter de definitieve raadsrapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 mei 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.