ECLI:NL:RBROT:2020:4933

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
C/10/589951 / JE RK 20-173
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met zorgen om haar ontwikkeling

Op 12 februari 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2003. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [naam kind] verlengd voor de duur van drie maanden. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: GI) aanwezig was. De moeder van [naam kind] was niet verschenen, maar [naam kind] was voorafgaand aan de zitting telefonisch gehoord.

De GI had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [naam kind] voor een jaar, maar de kinderrechter oordeelde dat er onvoldoende informatie was om een beslissing te nemen voor de gehele duur van het verzoek. De kinderrechter merkte op dat [naam kind] een positieve ontwikkeling doormaakt, maar dat er nog steeds zorgen zijn over haar welzijn. De moeder kan de zorg voor [naam kind] niet aan, en beide partijen accepteren dat thuisplaatsing niet mogelijk is. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om aanwezig te zijn bij de volgende zitting om toelichting te geven op hun advies.

De kinderrechter heeft de wettelijke criteria uit het Burgerlijk Wetboek (BW) toegepast en geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de zaak zal op 18 mei 2020 opnieuw worden behandeld. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/589951 / JE RK 20-173
datum uitspraak: 12 februari 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] 2003 te [geboorteplaats kind] ,

hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 17 januari 2020, ingekomen bij de griffie op 21 januari 2020;
- de brief van [naam kind] , ongedateerd, ingekomen bij de griffie op 12 februari 2020;
- de brief met bijlage van de GI, ongedateerd, ingekomen bij de griffie op 12 februari 2020,
- het door de GI ter zitting overgelegde Plan van Aanpak van 17 januari 2020.
Op 12 februari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord is: een vertegenwoordigster van de GI, [naam vertegenwoordigster] .
Opgeroepen en niet verschenen is: de moeder.
[naam kind] is voorafgaand aan de zitting telefonisch gehoord door de kinderrechter.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft bij Groot Emaus.
Bij beschikking van 19 februari 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
29 februari 2020.
Bij beschikking van 9 juli 2019 is de machtiging verlengd tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 29 februari 2020.

De verzoeken

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar.Tevens is verzocht de uithuisplaatsing van [naam kind] te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
De vertegenwoordigster van de GI heeft ter zitting de verzoeken van de GI gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Ondanks dat [naam kind] een positieve ontwikkeling heeft door gemaakt, zijn er nog zorgen om haar. [naam kind] wil haar opleiding in Ermelo afmaken en daarna doorstromen naar een kamertrainingscentrum (hierna: KTC) in Rotterdam. [naam kind] heeft last van paniekaanvallen en negatieve gedachten. Zij kan de spanning niet altijd reguleren en gebruikt medicatie. Om de plaatsing succesvol te laten verlopen is het in het belang van [naam kind] dat zij de komende periode nog bij Groot Emaus verblijft om goed voorbereid en begeleid te kunnen worden op en naar haar vervolgstap.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] nog steeds wordt bedreigd in haar ontwikkeling. [naam kind] heeft de afgelopen periode een positieve ontwikkeling doorgemaakt bij Groot Emaus. Zij zit in het examenjaar van het MBO en wil graag haar schooljaar in Ermelo afmaken. Hierna wil [naam kind] doorstromen naar een KTC in Rotterdam. De moeder kan de zorg voor [naam kind] niet aan. Zowel [naam kind] als de moeder accepteren daarom dat thuisplaatsing niet mogelijk is.
[naam kind] vraagt zich af waarom sprake moet zijn van een gedwongen maatregel in plaats van hulpverlening in het vrijwillige kader, nu zij en haar moeder de noodzakelijke hulpverlening accepteren. Haar plaatsing bij het KTC kan ook door Groot Emaus geregeld worden, aldus [naam kind] , zoals dat ook in het vrijwillige kader wordt geregeld bij andere jongeren die bij Groot Emaus verblijven.
De Raad heeft op 31 januari 2020 een positief advies uitgebracht over de verlenging van de kinderbeschermende maatregelen van [naam kind] . Onduidelijk is of de moeder en [naam kind] tijdig kennis hebben kunnen nemen van de inhoud van het advies. Daarnaast is het onduidelijk op grond waarvan de Raad niet adviseert om de begeleiding over te dragen aan het vrijwillige kader.
De kinderrechter acht zich op dit moment onvoldoende voorgelicht om een beslissing te nemen voor de gehele duur van het verzoek en ziet aanleiding om de verzoeken voor de duur van drie maanden te verlengen en het overige verzochte aan te houden tot na te noemen zittingsdatum. De kinderrechter acht de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de Raad ter zitting noodzakelijk voor een toelichting op het advies van de Raad. Ook spreekt de kinderrechter de hoop uit dat de moeder aanwezig zal zijn om haar mening te geven.
Uit het voorgaande volgt dat
vooralsnogis voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van drie maanden.
Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] voor genoemde periode noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 29 mei 2020;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, tot 29 mei 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat het verhoor van de GI,
de Raaden de belanghebbende in deze zaak zal plaatsvinden op
18 mei 2020 te 14:30 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI
, de Raaden de belanghebbende;
gelast de oproeping van [naam kind] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
P. Thakoerdat als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 maart 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.