In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 mei 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in het kader van de jeugdbescherming, waarbij de moeder van [naam kind] en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) betrokken waren. Vanwege de coronamaatregelen heeft de kinderrechter de betrokkenen telefonisch gehoord in plaats van tijdens een fysieke zitting.
De feiten wijzen uit dat [naam kind] al langere tijd verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, Groot Emaus. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 29 mei 2020, en de GI heeft verzocht om een verdere verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar. De moeder heeft verweer gevoerd, maar staat wel open voor een kortere verlenging van drie maanden om te onderzoeken welke plek het beste is voor [naam kind].
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het perspectief van [naam kind] niet meer bij de moeder thuis ligt en dat er een dringende noodzaak is om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verlengen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het huidige plan van de GI passend is en in het belang van [naam kind]. De beschikking is mondeling gegeven en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 5 juni 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.