ECLI:NL:RBROT:2020:4994

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 mei 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
C/10/590457 / JE RK 20-279 & C/10/593666 / JE RK 20-790
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg tijdens coronamaatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 mei 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in het kader van de coronamaatregelen, waarbij de betrokkenen telefonisch zijn gehoord in plaats van tijdens een fysieke zitting. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] te verlengen tot 2 september 2020, in het belang van de verzorging en opvoeding van het kind.

De feiten tonen aan dat [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verblijft en dat de relatie tussen [naam kind] en haar moeder verstoord was. De kinderrechter heeft eerder al maatregelen genomen, waaronder een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder heeft ingestemd met de verlenging van de uithuisplaatsing, en er zijn positieve ontwikkelingen in de situatie van [naam kind]. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor het welzijn van [naam kind].

De beschikking is mondeling gegeven door de kinderrechter en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/590457 / JE RK 20-279 & C/10/593666 / JE RK 20-790
datum uitspraak: 18 mei 2020

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] 2002 te [geboorteplaats kind] ,

hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 7 februari 2020 en de daaraan
ten grondslag liggende stukken;
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 19 maart 2020, ingekomen bij de griffie op 20 maart 2020.
Op 18 mei 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen. Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. Gelet hierop heeft de kinderrechter de betrokkenen telefonisch gehoord.
Telefonisch gehoord zijn:
- [naam kind] , die voorafgaand aan het telefoongesprek met de overige betrokkenen apart is gehoord,
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam vertegenwoordigster] .
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder. [naam kind] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.

Bij beschikking van 22 januari 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
2 september 2020. De kinderrechter heeft bij beschikking van 7 februari 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 25 mei 2020. Het overige verzochte is aangehouden.

De (aangehouden) verzoeken

De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 2 september 2020.
De GI heeft de verzoeken gehandhaafd en als volgt telefonisch toegelicht. [naam kind] verblijft inmiddels in een kamertrainingscentrum. Haar plaatsing verloopt positief. Ook is [naam kind] aangenomen bij een school, waarvoor zij gemotiveerd is. Daarnaast is de band tussen [naam kind] en haar moeder verbeterd.

Het standpunt van de moeder

Door de moeder is ingestemd met de verzoeken van de GI. Sinds [naam kind] haar eigen plek heeft, is de verstandhouding tussen de moeder en [naam kind] verbeterd. De moeder en [naam kind] hebben dagelijks contact met elkaar. [naam kind] is gegroeid en de moeder past dat wat zij bij MST heeft geleerd toe.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en wat door de betrokkenen telefonisch naar voren is gebracht is gebleken dat er sprake was van een verstoorde ouder-kind relatie. Na rijp beraad is besloten dat het perspectief van [naam kind] beter niet meer bij de moeder thuis kan liggen. Begin mei kon [naam kind] vanuit de crisisopvang doorstromen naar een kamertrainingscentrum. Zij heeft het naar haar zin en het gaat goed met haar. Wel komen er bepaalde zaken naar boven waarmee [naam kind] nog moet leren omgaan. Dat lijkt haar goed te lukken. Vanuit het kamertrainingscentrum kan [naam kind] hiervoor begeleiding krijgen. [naam kind] is aangenomen op een school en is hiervoor ook gemotiveerd. Daarnaast is de band tussen de moeder en [naam kind] verbeterd en hebben zij dagelijks contact.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 2 september 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier en in het openbaar uitgesproken op
18 mei 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 juni 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.