In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 mei 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2], die in een pleeggezin verblijven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, niet in staat is gebleken om duurzaam het contact met de vader te verbreken, die zich in een crimineel milieu bevindt. Dit heeft geleid tot ernstige zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 10 december 2020, in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen. De moeder heeft verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling gedeeltelijk te laten vervallen, maar dit verzoek is afgewezen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de moeder verantwoordelijk is voor het aanvaarden van hulp en het open communiceren over veiligheidsrisico's. De beslissing is genomen in het kader van de huidige coronamaatregelen, waarbij geen fysieke zitting heeft plaatsgevonden, maar de betrokkenen telefonisch zijn gehoord.