In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van twee kinderen, hierna te noemen [naam kind 1] en [naam kind 2]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, die ernstige zorgen heeft over de ontwikkeling van de kinderen. De ouders, [naam moeder] en [naam vader], zijn betrokken bij een conflictueuze relatie, gekenmerkt door huiselijk geweld en grote meningsverschillen over de opvoeding. De kinderen zijn getuige geweest van deze problematiek, wat hun ontwikkeling en veiligheid in gevaar brengt.
Vanwege de coronamaatregelen heeft de zitting telefonisch plaatsgevonden, waarbij een tolk in de Ghanese taal Twi is ingeschakeld voor de moeder, die de Nederlandse taal niet machtig is. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, om de kinderen de nodige hulp en ondersteuning te bieden. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft zich bij dit verzoek aangesloten, terwijl de vader verweer heeft gevoerd, stellende dat de moeder niet actief op zoek is naar een andere woning, wat bijdraagt aan de spanningen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om op een constructieve manier met elkaar te communiceren en dat de kinderen lijden onder de gevolgen van de conflicten. De rechter oordeelt dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen en hen de benodigde hulp te bieden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ondertoezichtstelling is vastgesteld van 2 juni 2020 tot 2 juni 2021.