In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 juni 2020 een beschikking gegeven inzake de uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind], geboren in 2008. De zaak werd behandeld in het kader van een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI), die op 2 april 2020 een verzoekschrift indiende voor een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de minderjarige, de moeder, de vader en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [naam kind], die lijdt aan ADHD en PDD-NOS. De minderjarige woont bij de moeder, maar er zijn zorgen over de opvoedingssituatie, waaronder ongezond eetgedrag, langdurig schoolverzuim en het niet nakomen van afspraken door de moeder met hulpverleners. Zowel de moeder als de vader steunen het verzoek van de GI, waarbij de vader heeft aangegeven bereid te zijn om de zorg voor [naam kind] op zich te nemen, mits hij daarbij hulp krijgt.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing bij de vader noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 3 januari 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. J. van Driel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. W. Graven als griffier.