ECLI:NL:RBROT:2020:5043

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2020
Publicatiedatum
9 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595676 / JE RK 20-1176
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van complexe echtscheidingsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 4 juni 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2013. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 11 juni 2020, en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar. De ouders van [naam kind] zijn verwikkeld in een complexe echtscheidingssituatie, wat leidt tot spanningen en een negatieve invloed op de ontwikkeling van [naam kind]. Tijdens de zitting, die vanwege COVID-19 telefonisch is gehouden, is de kinderrechter van oordeel dat deze manier van horen voldoende is om tot een goed oordeel te komen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de voortdurende strijd tussen haar ouders. De omgang tussen [naam kind] en haar vader verloopt moeizaam, en er zijn zorgen over loyaliteitsconflicten. De kinderrechter heeft geadviseerd om speltherapie voor [naam kind] in te zetten, maar heeft twijfels over de effectiviteit van vrijwillige hulpverlening gezien de huidige situatie. De ouders zijn niet in staat om zelfstandig het belang van [naam kind] voorop te stellen, wat de noodzaak van hulpverlening in het gedwongen kader onderstreept.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen tot 11 juni 2021, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/595676 / JE RK 20-1176
datum uitspraak: 4 juni 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2013 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 28 april 2020, ingekomen bij de griffie op
29 april 2020;
- een verweerschrift met bijlagen van mr. M.E. Hoogenraad van 3 juni 2020, ingekomen bij de griffie op 3 juni 2020.
Op 4 juni 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen.
Omdat in verband met het COVID-19 virus de rechtbanken slechts zeer beperkt toegankelijk zijn, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch gehoord te worden.
De kinderrechter heeft tijdens een groepsgesprek telefonisch gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. M.E. Hoogenraad,
- de vader, bijgestaan door mr. M.H.W.J. Hendriks,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam vertegenwoordigster] .
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om de zaak te behandelen en tot een goed oordeel te komen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 3 december 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
11 juni 2020.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van één jaar.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
De ouders zijn verwikkeld in complexe echtscheidingsproblematiek. Er worden over en weer aangiftes gedaan en verhalen verteld. De ouders hebben last van frustraties en angst. Ook voeren de ouders nog steeds procedures. Dit alles heeft een negatieve invloed op [naam kind] . Vanwege de voortdurende strijd tussen de ouders wordt [naam kind] belast en ontwikkelt zij loyaliteitsproblematiek.
De omgang tussen [naam kind] en haar vader veroorzaakt ook spanningen voor alle partijen.
Vanwege de coronasituatie zijn er in de afgelopen periode geen begeleide bezoeken mogelijk geweest. Als gevolg hiervan is het contact tussen [naam kind] en haar vader verwaterd. [naam kind] heeft genoten van de begeleide bezoeken die wel hebben plaatsgevonden, maar als zij na afloop van de omgang met haar vader haar moeder en zussen ziet, weet [naam kind] zich geen houding te geven. [naam kind] heeft tijdens een van de omgangsmomenten telefonisch contact met de jeugdbeschermer opgenomen, omdat zij niet alleen met haar vader wilde zijn. [naam kind] heeft recent aangegeven dat zij haar vader niet meer wilde spreken. Het is echter van belang dat zij haar vader leert kennen.
[naam kind] heeft behoefte aan een onafhankelijk persoon, die alleen voor haar beschikbaar is en naar haar luistert. Daarom is zij in mei 2020 voor speltherapie aangemeld bij Mentaal Beter. Er is echter een wachtlijst van vijf à zes maanden. De ouders hebben psycho-educatie nodig om te leren welk effect hun gedrag op hun dochter heeft.

Het standpunt van belanghebbenden

Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting verzocht om het verzoek van de GI af te wijzen. Ter onderbouwing van dit standpunt is het volgende aangevoerd.
De moeder heeft aan zichzelf gewerkt en accepteert hulpverlening van Pameijer en psycho-educatie door middel van Grip. Ook heeft zij zelf getracht met de vader afspraken te maken. Hij is echter niet in staat geweest om het onderscheid te maken tussen een ex-partnerrelatie en een ouderrelatie.
Het conflict tussen de ouders blijft voortduren, zoals blijkt uit de overgelegde negatieve e-mailberichten van de vader. Hieruit blijkt ook dat de situatie vanuit de vader is verhard. Twee jaar ondertoezichtstelling heeft niet het gewenste resultaat in de omgang opgeleverd. [naam kind] geeft nu immers zelf aan dat zij geen omgang met haar vader wil. Bovendien blijkt uit het verslag van Pameijer van 29 mei 2020 dat [naam kind] gebaat is bij rust, terwijl het gezin van de moeder als gevolg van de ondertoezichtstelling enorm onder druk staat.
Namens de vader heeft zijn advocaat ter zitting aangevoerd dat er voldoende gronden zijn om de ondertoezichtstelling te verlengen. Ter onderbouwing van dit standpunt is aangevoerd dat [naam kind] haar vader zonder een ondertoezichtstelling niet meer zal zien. De moeder werkt immers niet zelfstandig mee aan de hulpverlening en de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling tussen [naam kind] en haar vader. Zij voelt aan dat haar moeder niet achter de omgang tussen hen staat. Daarom zijn de momenten van overdracht voor [naam kind] moeilijk.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Zij wordt belast door de jarenlange voortdurende strijd tussen haar ouders. Als gevolg hiervan verloopt de omgang tussen [naam kind] en haar vader nog steeds moeizaam en komt zij in een loyaliteitsconflict terecht.
Om in het belang van [naam kind] de communicatie tussen de ouders te verbeteren zou een traject als Kinderen uit de Knel of Ouderschap na Scheiding moeten worden ingezet. Dit is echter niet van de grond gekomen vanwege de door de ouders aanhangig gemaakte procedures. Daar komt bij dat de ouders nog steeds niet in staat zijn om met elkaar samen te werken. De kinderrechter onderschrijft het belang van de omgang tussen [naam kind] en haar vader en houdt daarbij rekening met de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling. Ondanks de hulpverlening in het gedwongen kader is het de ouders nog altijd niet gelukt om te voorkomen dat [naam kind] spanningen ervaart als zij omgang en contact met haar vader heeft en dat is zeer zorgelijk. Het inzetten van speltherapie voor [naam kind] om haar emoties te helpen uiten, is daarom aangewezen.
Nu de ouders nog niet in staat zijn om zelfstandig de bedreigde ontwikkeling van [naam kind] af te wenden, blijft gelet op de langdurige en complexe problematiek hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. De ouders zullen met hulpverlening binnen het gedwongen kader het belang van [naam kind] voorop moeten gaan stellen, zodat zij op een onbelaste wijze met haar beide ouders omgang zal hebben. De aangiftes van stalking en de e-mailberichten tussen de ouders dragen daar echter niet aan bij en geven aan dat de ouders er niet mee kunnen instemmen dat [naam kind] onbelast contact met haar vader mag hebben.
Gelet op de ernst en de duur van de complexe problematiek is het van het grootste belang dat speltherapie voor [naam kind] van de grond komt. De kinderrechter heeft er gelet op de stukken, het verhandelde ter zitting en al het voorgaande echter onvoldoende vertrouwen in dat deze voor [naam kind] noodzakelijke therapie in het vrijwillig kader van de grond zal komen. De ouders hebben bovendien hulpverlening nodig om te leren het belang van [naam kind] voorop te stellen.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 11 juni 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2020 door mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.