ECLI:NL:RBROT:2020:5044

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2020
Publicatiedatum
9 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595275 / JE RK 20-1111
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van kinderen in het kader van jeugdbescherming tijdens COVID-19

Op 4 juni 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. De zaak werd behandeld in het kader van de COVID-19 maatregelen, waarbij betrokkenen telefonisch gehoord werden. De moeder van de kinderen, die onder begeleiding staat van Humanitas, heeft moeite met de opvoeding van haar kinderen door haar verstandelijke beperking en de instabiele situatie waarin zij zich bevindt. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat de moeder niet in staat is om zelfstandig voor de kinderen te zorgen en de hulpverlening niet adequaat is. De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen de verlenging, maar de kinderrechter oordeelde dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de hulpverlening noodzakelijk blijft. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 15 juni 2021, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/595275 / JE RK 20-1111
datum uitspraak: 4 juni 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1] 2005 te [geboorteplaats kind 1] ,
hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2008 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] ,
[naam kind 3], geboren op [geboortedatum kind 3] 2012 te [geboorteplaats kind 3] , hierna te noemen [naam kind 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 20 april 2020, ingekomen bij de griffie op 21 april 2020.
Op 4 juni 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen.
Omdat in verband met het COVID-19 virus de rechtbanken slechts zeer beperkt toegankelijk zijn, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch gehoord te worden.
De kinderrechter heeft tijdens een groepsgesprek telefonisch gehoord:
- de moeder, die in het gezelschap was van haar begeleidster van Humanitas, [naam begeleidster] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam vertegenwoordigster] .
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om de zaak te behandelen en tot een goed oordeel te komen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 6 juni 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] verlengd tot 15 juni 2020.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] te verlengen voor de duur van één jaar.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Vanwege haar verstandelijke beperking heeft de moeder moeite om met het zelfbepalende gedrag van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] om te gaan. Humanitas levert de moeder niet de zorg die zij nodig heeft. Daarom is een klacht bij Humanitas ingediend.
Op 25 januari 2021 zal de plek bij Humanitas, waar de moeder met [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] verblijven, sluiten. De moeder heeft echter begeleiding en ondersteuning nodig om stabiel te kunnen blijven en om voor [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] te kunnen blijven zorgen. Daarom wordt gezocht naar een ander ouder-kindproject.
De moeder heeft moeite met het accepteren van hulpverlening. Zij wordt dan boos en weigert de hulpverlening. Als gevolg hiervan worden de doelen niet behaald. Daarom is een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk.

Het standpunt van de belanghebbende

De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij het niet eens is met het verzoek van de GI. Zij heeft ter onderbouwing het volgende aangevoerd.
De moeder heeft er moeite mee dat er vanuit Humanitas telkens andere begeleiders betrokken zijn en dat dit onrust voor het gezin veroorzaakt. Zij wil geen 24-uurs begeleiding meer en heeft behoefte aan één ambulante begeleider. Bovendien zit zij goed in haar vel en heeft zij al hulp van Parnassia Bavo.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij groeien op in een instabiele en kwetsbare opvoedsituatie. Vanwege haar persoonlijke problematiek wordt de moeder door Parnassia Bavo en Humanitas DMH begeleid. Zo heeft zij last van psychiatrische problematiek en een licht verstandelijke beperking. In november 2017 zijn [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] en hun moeder vanwege de problematiek bij het ouder-kindproject van Humanitas DMH gaan wonen.
De moeder staat er in de opvoeding van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] alleen voor. Het afgelopen jaar heeft de moeder regelmatig last gehad van trauma’s, angsten en stemmen in haar hoofd. Tijdens deze momenten heeft zij moeite om op een adequate wijze op [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] te reageren en om hen te begrenzen. Als gevolg hiervan vertonen de kinderen gedragsproblemen en ervaart de moeder veel stress en onrust. Zij reageert dan boos naar de begeleiding en de jeugdbeschermer en zegt afspraken af.
De moeder heeft aangegeven dat zij zelfstandig wil gaan wonen en geen 24-uurs begeleiding meer wil hebben. Zij is echter niet bij machte dit zelfstandig te regelen. Daarom blijft ook de komende periode hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk om de ontwikkeling en veiligheid van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] te waarborgen. Gelet op de sluiting van het woonproject Humanitas DMH op 25 januari 2021 en het gebrek aan intensieve begeleiding vanuit Humanitas op deze plek in de afgelopen periode is het in het belang van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] dat de jeugdbescherming alles in het werk zal stellen om ervoor te zorgen dat de moeder en het gezin zo snel mogelijk adequatere hulp en begeleiding zullen krijgen en een passende woning wordt geregeld op het moment dat het woonproject van Humanitas daadwerkelijk zal sluiten. Daarbij is het van belang dat de moeder de hulpverlening en de begeleiding zal accepteren.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] verlengen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] tot
15 juni 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2020 door mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.