Op 29 mei 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2004. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd voor de duur van één jaar en een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee maanden, gevolgd door een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot 7 juni 2021. De kinderrechter heeft deze beslissing genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind], die momenteel verblijft in een gesloten groep bij Harreveld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, maar dat vanwege de coronamaatregelen de overgang naar een open groep in Dordrecht nog niet heeft kunnen plaatsvinden.
De gecertificeerde instelling, het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft verzocht om de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De ouders van [naam kind] hebben ingestemd met deze verzoeken. De kinderrechter heeft geconstateerd dat er geen verweer is gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling en dat de gronden voor de ondertoezichtstelling aanwezig zijn volgens artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft ook de noodzaak van de uithuisplaatsing onderstreept, gezien de positieve ontwikkeling van [naam kind] en het belang van een goed wentraject naar de open groep.
De beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.