ECLI:NL:RBROT:2020:5147
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in sollicitatie- en informatieverplichtingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2020 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares. De schuldenares was eerder in 2017 in de schuldsaneringsregeling geplaatst, maar is in de loop van de tijd tekortgeschoten in haar verplichtingen. De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenares haar sollicitatieverplichting niet naar behoren nakwam. Ondanks dat de schuldenares een parttime baan had, voldeed zij niet aan de eis van fulltime solliciteren en heeft zij geen bewijsstukken van sollicitaties overgelegd voor meerdere maanden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares niet alleen haar sollicitatieverplichting niet nakwam, maar ook haar informatieverplichting niet volledig heeft nageleefd. De bewindvoerder heeft herhaaldelijk moeten aandringen om de benodigde informatie te ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, wat leidde tot een boedelachterstand van € 375,72. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de schuldenares geen voorstel heeft gedaan om deze achterstand in te lopen en dat er geen reservering is gemaakt voor een verwachte terugvordering van haar Participatiewet-uitkering.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, van de Faillissementswet. De rechtbank heeft het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 3.912,81, en er is geen sprake van een faillissement van rechtswege. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. C. de Jong, rechter, en griffier J. Hillen-Huizer.