ECLI:NL:RBROT:2020:5147

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
17-2108 ea
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in sollicitatie- en informatieverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2020 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares. De schuldenares was eerder in 2017 in de schuldsaneringsregeling geplaatst, maar is in de loop van de tijd tekortgeschoten in haar verplichtingen. De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenares haar sollicitatieverplichting niet naar behoren nakwam. Ondanks dat de schuldenares een parttime baan had, voldeed zij niet aan de eis van fulltime solliciteren en heeft zij geen bewijsstukken van sollicitaties overgelegd voor meerdere maanden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares niet alleen haar sollicitatieverplichting niet nakwam, maar ook haar informatieverplichting niet volledig heeft nageleefd. De bewindvoerder heeft herhaaldelijk moeten aandringen om de benodigde informatie te ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, wat leidde tot een boedelachterstand van € 375,72. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de schuldenares geen voorstel heeft gedaan om deze achterstand in te lopen en dat er geen reservering is gemaakt voor een verwachte terugvordering van haar Participatiewet-uitkering.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, van de Faillissementswet. De rechtbank heeft het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 3.912,81, en er is geen sprake van een faillissement van rechtswege. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. C. de Jong, rechter, en griffier J. Hillen-Huizer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [Nummer]
uitspraakdatum: 28 mei 2020
Bij vonnis van deze rechtbank van 28 december 2017 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam],
[adres]
[woonplaats]
schuldenares,
bewindvoerder: mr. P.A. Loeff.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 15 april 2020 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder heeft op 7 mei 2020 aan de rechtbank de laatste stand van zaken verzonden.
De rechtbank heeft met toepassing van de Tijdelijk afwijkende regeling insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de Coronacrisis (hierna: TARIC) geen fysieke zitting plaats doen vinden. Op 14 mei 2020 zijn schuldenares en de bewindvoerder telefonisch gehoord.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Als grond voor de voordacht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling is aangevoerd dat schuldenares haar (aanvullende) sollicitatieverplichting niet naar behoren nakomt. Schuldenares werkt niet fulltime. De rechter-commissaris heeft geen vrijstelling verleend van de sollicitatieplicht. Schuldenares dient derhalve maandelijks te solliciteren en de bewijsstukken hiervan aan de bewindvoerder ter verstrekken. In verband met de geconstateerde tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieplicht is, bij arrest van 3 september 2019, de schuldsaneringsregeling van schuldenares met anderhalf jaar verlengd. De bewindvoerder heeft in zijn voordracht tot tussentijdse beëindiging gemeld dat over de maanden augustus 2019, september 2019 en november 2019 aan de sollicitatieplicht is voldaan. Over de maanden oktober 2019 en december 2019 tot en met februari 2020 zijn geen bewijsstukken van verrichte sollicitaties ontvangen. Uit de overgelegde gegevens van schuldenares blijkt dat zij per januari 2020 werkzaam is. Echter werkt zij geen 36 uur per week. Dit betekent dat schuldenares aanvullend dient te solliciteren wat zij heeft nagelaten. De bewindvoerder heeft geconcludeerd dat schuldenares een tekortkoming heeft in de nakoming van haar aanvullende sollicitatieplicht van vier maanden.
Daarnaast is in de voordracht tot tussentijdse beëindiging door de bewindvoerder aangevoerd dat schuldenares haar informatieverplichting niet voldoende naar behoren is nagekomen. De bewindvoerder heeft diverse specificaties van schuldenares niet ontvangen. Verder heeft de bewindvoerder gemeld dat schuldenares een geschatte boedelachterstand heeft van € 84,41. Tot slot heeft de bewindvoerder in zijn voordracht tot tussentijdse beëindiging gemeld dat uit de uitkeringsspecificaties Participatiewet van de maanden januari 2020 en februari 2020 blijkt dat de inkomsten, die schuldenares uit dienstbetrekking geniet, (nog) niet in mindering zijn gebracht op de Participatiewet-uitkering. Zodra dit wel gebeurt, zal dit tot een terugvordering van de teveel ontvangen uitkering leiden. Deze terugvordering wordt dan aangemerkt als een nieuwe schuld.
De bewindvoerder heeft op 7 mei 2020 de laatste stand van zaken uitgebracht waarin hij aangeeft dat de tekortkoming in de nakoming van de aanvullende sollicitatieverplichting vijf maanden bedraagt. Schuldenares heeft nagelaten over de maanden oktober 2019 en december 2019 tot en met maart 2020 aanvullend te solliciteren en de bewijzen aan de bewindvoerder te vertrekken. Ook heeft de bewindvoerder in zijn laatste stand van zaken gemeld dat de geschatte boedelachterstand € 447,01 bedraagt.
Ter telefonische terechtzitting heeft de bewindvoerder verklaart dat het UWV in 2019 een onderzoek heeft gedaan naar de arbeidsmogelijkheden van schuldenares en geconcludeerd dat schuldenares niet arbeidsongeschikt is. Daarnaast heeft het gerechtshof bij arrest van
3 september 2019 schuldenares een laatste kans geboden en dient zij de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling stipt na te komen. Tevens heeft de bewindvoerder ter telefonische terechtzitting verklaard dat schuldenares na de laatste stand van zaken diverse specificaties ten behoeve van de informatieverplichting heeft versterkt aan de bewindvoerder. Pas na herhaaldelijk aandringen van de bewindvoerder en een geplande zitting overlegt schuldenares de benodigde specificaties aan de bewindvoerder. Na een herberekening van de boedelachterstand bedraagt de achterstand thans € 375,72. De achterstand is ontstaan doordat schuldenares nog een volledige Participatiewet-uitkering ontvangt en daarnaast inkomsten uit arbeid heeft. Haar inkomen komt daardoor boven het vrij te laten bedrag uit. Doordat verzoekster naast haar inkomen uit arbeid ook nog een uitkering ontvangt zal vermoedelijk een terugvordering van haar Participatiewet-uitkering ontstaan wat resulteert in een nieuwe schuld in de schuldsaneringsregeling. Tot slot heeft de bewindvoerder gemeld dat schuldenares diverse sollicitatiebewijzen heeft overgelegd, onder andere heeft schuldenares op 10 maart 2020 tien sollicitaties verricht en in de maand april 2020 heeft zij drieëntwintig keer gesolliciteerd. De bewindvoerder heeft benadrukt dat schuldenares de verrichtte sollicitaties niet kan compenseren voor haar tekortkoming in de sollicitaties over de maanden oktober 2019 en december 2019 tot en met maart 2020. De tekortkoming in de sollicitatieverplichting bedraagt thans vijf maanden.
Ter telefonische terechtzitting heeft schuldenares verklaard dat zij vanaf januari 2020 een parttime baan heeft. Tevens heeft schuldenares verklaard dat zij in de veronderstelling was dat zij geen 36 uur per week, maar voor 24 uur per week naar een baan hoeft te solliciteren. Schuldenares heeft verklaard dat zij alle sollicitaties aan de bewindvoerder heeft verzonden maar dat die niet zijn aangekomen. Voorts heeft schuldenares erkend dat zij in de maand oktober 2019 onvoldoende heeft gesolliciteerd. Zij heeft deelgenomen aan een banenmarkt. Schuldenares was in de veronderstelling dat zij een bevestiging zou krijgen van haar sollicitaties bij de banenmarkt. Echter heeft zij deze niet ontvangen. Ook heeft schuldenares erkend dat zij in de maand december 2019 onvoldoende gesolliciteerd heeft. Zij heeft in december enkel een sollicitatiegesprek gevoerd met haar huidige werkgever. Verder heeft schuldenares verklaard dat zij niet weet of ze een fulltime baan aan kan omdat ze het thuis al zwaar genoeg heeft. Tot slot heeft schuldenares ter telefonische terechtzitting over de overige maanden erkend onvoldoende te hebben gesolliciteerd omdat zij het druk heeft met haar huidige baan en gezinsleven. Schuldenares werkt thans 4 uur per dag, 3 dagen per week.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van ruim € 36.500,- niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen.
De rechtbank oordeelt dat schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt. Zij is immers haar informatie- en sollicitatieverplichting niet naar behoren nagekomen. Schuldenares heeft de bewindvoerder niet (tijdig) en volledig geïnformeerd. De bewindvoerder dient schuldenares meerdere malen te rappelleren alvorens zij aan haar informatieverplichting voldoet. Daarnaast is schuldenares na het arrest van 3 september 2019 wederom tekortgeschoten in haar (aanvullende) sollicitatieverplichting. Schuldenares heeft vijf maanden onvoldoende (aanvullend) gesolliciteerd. Voorts heeft schuldenares een boedelachterstand van € 375,72 laten ontstaan. Schuldenares heeft vanaf januari 2020 een inkomen uit arbeid als inkomen vanuit een uitkering ontvangen waardoor zij aan de boedel dient af te dragen. Tevens is het aannemelijk dat schuldenares een nieuwe schuld heeft laten ontstaan nu de inkomsten, die schuldenares uit dienstbetrekking heeft, (nog) niet in mindering zijn gebracht op de Participatiewet-uitkering. Zodra dit wel gebeurt, zal dit tot een terugvordering van de teveel ontvangen uitkering leiden. Schuldenares heeft geen voorstel aangedragen om de boedelachterstand in te lopen. Tot slot is niet gebleken dat schuldenares een reservering heeft gemaakt voor de verwachte terugvordering.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenares niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. Ter (telefonische) terechtzitting heeft schuldenares verklaard geen hulp te hebben gezocht in de vorm van maatschappelijk werk dan wel beschermingsbewind. Dit getuigd onvoldoende van een saneringsgezinde houding. Daarnaast neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat schuldenares, in elk geval na de waarschuwingsbrief van de rechter-commissaris, het verhoor door de rechter-commissaris, de behandeling van de eerdere voordracht tot tussentijdse beëindiging en het arrest van het gerechtshof van
3 september 2019, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest. Uit het arrest van het gerechtshof blijkt immers dat schuldenares een laatste kans is geboden om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling stipt na te komen.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 3.912,81.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van J. Hillen-Huizer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2020. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.