ECLI:NL:RBROT:2020:5186

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2020
Publicatiedatum
12 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595752 / JE RK 20-1193
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van kinderen in complexe gezinssituatie tijdens coronamaatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2020 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2], die opgroeien in een complexe gezinssituatie. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 28 april 2020 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling, dat op 30 april 2020 bij de griffie is ingekomen. Vanwege de coronamaatregelen heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden; de partijen zijn telefonisch gehoord. De moeder en vader, bijgestaan door hun advocaten, hebben ingestemd met het verzoek van de Raad.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de complexe echtscheidingsproblematiek tussen de ouders. Er is sprake van strijd, wantrouwen en beschuldigingen, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor de kinderen. De ouders zijn niet in staat om zonder hulp van een neutrale derde met elkaar samen te werken. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het van belang is dat de jeugdbeschermer betrokken blijft om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en om een zorgregeling op te stellen.

De kinderrechter heeft besloten om de kinderen voor de duur van twaalf maanden onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 5 juni 2020. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/595752 / JE RK 20-1193
datum uitspraak: 5 juni 2020

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2011 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2013 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 28 april 2020, ingekomen bij de griffie op 30 april 2020.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het Covid 19-(corona)virus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020
www.rechtspraak.nlis gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De partijen zijn in de gelegenheid gesteld om door de kinderrechter telefonisch gehoord te worden.
Op 5 juni 2020 heeft de kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, in een groepsgesprek telefonisch gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. G.E. van der Pols,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.M. Wigman,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een tweetal vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, [naam vertegenwoordiger] en [naam vertegenwoordigster 2] .
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en een beslissing te kunnen nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 12 februari 2020 van de familierechter in deze rechtbank zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 12 mei 2020.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind 1] en [naam kind 2] groeien op in een ingewikkelde gezinssituatie. Er is tussen de ouders sprake van strijd, wantrouwen en beschuldigingen over en weer. De kinderen kunnen in een loyaliteitsconflict terecht komen. Het is belangrijk dat de kinderen een onbelast contact met beide ouders kunnen hebben. Momenteel ervaren de kinderen een positieve band met beide ouders. Er zijn geen zorgen over de opvoedvaardigheden, maar de ouders kunnen niet zonder hulp van een neutrale derde met elkaar samenwerken. De komende periode is het van belang dat de jeugdbeschermer met de ouders de communicatie gaat verbeteren.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De jeugdbeschermer heeft al een periode samengewerkt met de ouders. De GI wil een mandaat vanuit de rechtbank om duidelijke afspraken te kunnen maken over de omgangsregeling.
De moeder is het eens met het verzoek. Er zijn twee jeugdbeschermers gestart via de complexe echtscheidingsmethodiek. Ook zijn de ouders gestart met Kinderen Uit de Knel (KUK). De voorlopige zorgregeling die is vastgesteld door de rechtbank is inmiddels al uitgebreid. Het wordt vanaf nu alleen maar beter voor de kinderen en de ouders.
De vader heeft ingestemd met het verzoek. De strijd tussen de ouders moet stoppen. Het is belangrijk dat de jeugdbeschermer een mandaat vanuit de rechtbank krijgt, zodat er spoedig stappen gezet kunnen worden.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Er is sprake van complexe echtscheidingsproblematiek. De ouders zijn niet in staat om met elkaar te communiceren en verwijten elkaar het ontstaan van deze situatie. De kinderen worden deelgenoot gemaakt van de problematiek van de ouders en kunnen geen onbelast contact hebben met beide ouders. De kinderen kunnen in een loyaliteitsconflict terecht komen, wat belastend is en schadelijk is voor hun ontwikkeling. Het is van belang dat er rust en stabiliteit wordt geboden aan de kinderen.
Gedurende de voorlopige ondertoezichtstelling hebben de ouders met behulp van de jeugdbeschermer positieve stappen gezet. Dat is een goede ontwikkeling. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de jeugdbeschermer langer betrokken dient te blijven om de ouders te ondersteunen en afspraken te maken over de zorgregeling. Het is positief dat de ouders open staan voor de begeleiding van de jeugdbeschermer en willen deelnemen aan KUK. De komende periode dienen de ouders deze positieve ontwikkeling voort te zetten en de belangen van de kinderen voorop te zetten.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal [naam kind 1] en [naam kind 2] daarom onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 5 juni 2020 tot 5 juni 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 juni 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.