ECLI:NL:RBROT:2020:5187

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2020
Publicatiedatum
12 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595727 / JE RK 20-1185
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van een kind in het kader van verslavingsproblematiek van de ouders tijdens corona-maatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2020 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een kind, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 29 april 2020 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van zes maanden, vanwege zorgen over de opvoedomgeving en de verslavingsproblematiek van de moeder. De ouders waren niet bereikbaar voor een telefonische zitting, die plaatsvond in het kader van de coronamaatregelen. De kinderrechter heeft de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) gehoord, waarbij de GI zich aansloot bij het verzoek van de Raad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [naam kind], onder andere door het drugsgebruik van de ouders en de instabiele woonomstandigheden. De kinderrechter oordeelde dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de ontwikkeling van [naam kind] te volgen en de benodigde hulpverlening te bieden. Op basis van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek heeft de kinderrechter besloten om [naam kind] onder toezicht te stellen van de GI, met ingang van 5 juni 2020 tot 5 december 2020. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en kan door belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/595727 / JE RK 20-1185
datum uitspraak: 5 juni 2020

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2020 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 29 april 2020, ingekomen bij de griffie op 30 april 2020.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het Covid 19-(corona)virus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020
www.rechtspraak.nlis gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De partijen zijn in de gelegenheid gesteld om door de kinderrechter telefonisch gehoord te worden.
Op 5 juni 2020 heeft de kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, in een groepsgesprek telefonisch gehoord:
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Rotterdam, verder te noemen: de GI,
[naam vertegenwoordigster 2] .
Hoewel de kinderrechter direct voorafgaand aan de zitting meermaals geprobeerd heeft de ouders te bellen, waren zij niet bereikbaar.
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en een beslissing te kunnen nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van zes maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn veel zorgen over [naam kind] . Bij de moeder is al jarenlang sprake van verslavingsproblematiek. Zij wil niet meewerken aan urinecontroles. Er is onvoldoende zicht op de opvoedomgeving van [naam kind] . De informanten die de Raad in het onderzoek gesproken heeft, hebben geen zorgen over de situatie.

Het standpunt van de GI

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. In het gedwongen kader zijn er mogelijkheden om samen met de ouders de zorgen over [naam kind] weg te nemen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Bij de ouders is sprake van een belast verleden, persoonlijke problematiek en verslavingsproblematiek. Er is momenteel onvoldoende zicht op het drugsgebruik van de ouders. De moeder weigert mee te werken aan urinecontroles en de vader ontkent zijn drugsgebruik. Ook bestaat het risico dat [naam kind] te weinig emotionele aandacht krijgt, omdat de ouders in beslag worden genomen door hun persoonlijke problematiek. Daarnaast wonen de ouders samen in een anti-kraakpand. Hoewel de babykamer op orde lijkt te zijn, vraagt de kinderrechter zich af dit een stabiele huisvesting is voor een baby. Er is nog geen zicht op een geschikte woning. De ouders zijn momenteel onvoldoende bereid en in staat om zelfstandig de ernstige ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De inzet van een jeugdbeschermer is daarom noodzakelijk om de benodigde hulpverlening in te zetten en de ontwikkeling van [naam kind] te volgen.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal [naam kind] daarom onder toezicht stellen voor de verzochte duur van zes maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 5 juni 2020 tot
5 december 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 juni 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.