In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 juni 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft deze beslissing genomen in het kader van de jeugdbescherming, waarbij de omstandigheden rondom de coronamaatregelen een rol hebben gespeeld. De moeder van [naam kind] heeft het ouderlijk gezag, en [naam kind] woonde bij haar. Echter, door escalaties in de thuissituatie, waarbij [naam kind] verbaal en fysiek agressief gedrag vertoonde, is op 24 mei 2020 besloten om [naam kind] met spoed uit huis te plaatsen. Na een periode van crisisopvang is [naam kind] op 28 mei 2020 weer bij de moeder geplaatst, maar de situatie bleek niet houdbaar. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 13 oktober 2020. De kinderrechter heeft de betrokkenen telefonisch gehoord, gezien de coronamaatregelen die fysieke zittingen belemmerden. De kinderrechter oordeelde dat de thuissituatie niet langer houdbaar was en dat er een stabiele woonplek voor [naam kind] gevonden moest worden. De kinderrechter heeft uiteindelijk de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met als doel adequate hulpverlening te waarborgen en het perspectief van [naam kind] te verbeteren. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is op 12 juni 2020 vastgesteld.